In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 28 september 2023 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, waarop partijen hebben ingestemd. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De minister had 90 dagen na ontvangst van de aanvraag om te beslissen, maar deze termijn is verstreken. Eiseres heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld, en de rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is. De rechtbank legt de minister een termijn van vier weken op om alsnog een besluit te nemen en bepaalt dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.