In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 9 augustus 2023 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij een referent in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt, waarop partijen hebben ingestemd. Het onderzoek is gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De minister moet binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen, maar heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank constateert dat deze termijn is verstreken en dat eisers de minister rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Aangezien meer dan twee weken zijn verstreken, is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister verzocht om binnen twee weken een verweerschrift in te dienen, maar de minister heeft dit nagelaten. Gezien de grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen, heeft de rechtbank bepaald dat de minister binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is de minister een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, de minister binnen acht weken een besluit moet nemen, en legt de minister een dwangsom op. Daarnaast worden de proceskosten van eisers vastgesteld op € 437,50, en moet de minister het griffierecht vergoeden.