ECLI:NL:RBDHA:2024:18272

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
NL23.39472
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 16 december 2023 beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een EU/EER verblijfsdocument niet-ontvankelijk verklaarde. Op 13 maart 2024 heeft de minister het bezwaar alsnog gegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister met het besluit van 13 maart 2024 is tegemoetgekomen aan het beroepschrift van verzoeker, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 875, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrechter (Bpb).

Daarnaast wijst de rechtbank erop dat de minister op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184 te vergoeden. Verzoeker dient zich hiervoor tot de minister te wenden. De uitspraak is gedaan op 7 november 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39472

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 16 december 2023 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 11 december 2023 waarin hij het bezwaar van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag om de afgifte van een EU/EER verblijfsdocument niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Bij besluit van 13 maart 2024 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker alsnog gegrond verklaard.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrechter (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het besluit van 13 maart 2024 is tegemoetgekomen aan het beroepschrift van verzoeker. Het verzoek wordt daarom toegewezen als kennelijk gegrond. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 met een wegingsfactor 1,0).
3. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184 te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 7 november 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.