Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
€ 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 16 december 2023 beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een EU/EER verblijfsdocument niet-ontvankelijk verklaarde. Op 13 maart 2024 heeft de minister het bezwaar alsnog gegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister met het besluit van 13 maart 2024 is tegemoetgekomen aan het beroepschrift van verzoeker, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 875, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrechter (Bpb).
Daarnaast wijst de rechtbank erop dat de minister op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184 te vergoeden. Verzoeker dient zich hiervoor tot de minister te wenden. De uitspraak is gedaan op 7 november 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.