ECLI:NL:RBDHA:2024:18278
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en de toepassing van WBV 2023/3
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een beroep dat eiser heeft ingediend tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Achttienribbe, stelt dat de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet binnen de wettelijk gestelde termijn heeft beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft partijen gevraagd of een zitting nodig was, maar omdat er geen verzoek om een zitting is ingediend, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder behandeling op zitting.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiser heeft zijn asielaanvraag op 1 oktober 2023 ingediend, en volgens het besluit WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 in werking is getreden, zijn de beslistermijnen voor asielaanvragen verlengd. Eiser betwist de geldigheid van deze verlenging en stelt dat hij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. De rechtbank volgt dit standpunt niet en verwijst naar een eerdere uitspraak waarin is geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn geldig is.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat de ingebrekestelling van eiser te vroeg is ingediend, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van niet tijdig beslissen. Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en bekendgemaakt op 1 november 2024.