Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 8 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift van 8 mei 2023, dat betrekking had op de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf. De minister van Buitenlandse Zaken, als verweerder, heeft op 5 december 2023 het bezwaar van verzoeker kennelijk ongegrond verklaard. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan zijn verzoek tegemoet is gekomen, kan de rechtbank op verzoek van verzoeker de minister veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond is. De proceskosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt op 5 november 2024.