ECLI:NL:RBDHA:2024:18281

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
NL23.35259
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen besluit op bezwaar visumaanvraag

In deze zaak heeft verzoeker op 8 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift van 8 mei 2023, dat betrekking had op de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf. De minister van Buitenlandse Zaken, als verweerder, heeft op 5 december 2023 het bezwaar van verzoeker kennelijk ongegrond verklaard. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan zijn verzoek tegemoet is gekomen, kan de rechtbank op verzoek van verzoeker de minister veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond is. De proceskosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt op 5 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35259

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 8 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift van 8 mei 2023 tegen de afwijzing van de aanvraag voor een visum voor kort verblijf.
Bij besluit van 5 december 2023 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker kennelijk ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb [2] . Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verweerder heeft weliswaar niet binnen de hiervoor geldende termijn op het bezwaar van verzoeker beslist, maar heeft wel hangende het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar beslist, zodat daarmee door verweerder geheel aan het beroep van verzoeker is tegemoetgekomen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast moet verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het door verzoeker betaalde griffierecht aan hem vergoeden. Verzoeker moet zich daartoe tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent);
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184 (honderdvierentachtig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 5 november 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit proceskosten bestuursrecht.