In deze zaak heeft eiser op 24 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 6 juni 2023 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft verweerder op 3 oktober 2024 in gebreke gesteld, waarna het beroep tijdig is ingediend.
De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat de overdracht van asielzoekers aan Italië op dat moment niet mogelijk was. Dit betekent dat verweerder verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De beslistermijn voor de asielaanvraag eindigde oorspronkelijk op 6 december 2023, maar werd verlengd tot 6 september 2024 door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat verweerder binnen zestien weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast worden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 november 2024.