ECLI:NL:RBDHA:2024:18311
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In de zaak tussen de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F.S. Boedhoe, en de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. S.H.J. Muijlkens, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2024 uitspraak gedaan. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister op 15 juli 2024 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De verzoeker is op 4 september 2024 verschenen voor de voorzieningenrechter, maar vanwege het ontbreken van een tolk is het verzoek aangehouden tot 12 september 2024. Tijdens de zitting op 12 september 2024 is het verzoek behandeld, waarbij de verzoeker bijgestaan werd door zijn gemachtigde en een tolk, M.K. Abshidze, aanwezig was. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak van dezelfde dag in de zaak met zaaksnummer NL24.29149, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Janssens - Kleijn, en is openbaar gemaakt op 7 oktober 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.