Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
en [minderjarige] ,geboren op [2022] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekster, geboren op een onbekende datum in 2022, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 4 september 2024 was er geen tolk aanwezig, waardoor de voorzieningenrechter het verzoek aanhield tot 12 september 2024. Op die datum is het verzoek behandeld, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. F.S. Boedhoe, en de minister werd vertegenwoordigd door mr. S.H.J. Muijlkens. Een tolk, M.K. Abshidze, was ook aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er op 7 oktober 2024 al een uitspraak was gedaan in de zaak met zaaksnummer NL24.29152, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Janssens - Kleijn, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.