ECLI:NL:RBDHA:2024:18317

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
NL24.22145
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit en afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben eisers op 27 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinsleden van een reeds in Nederland verblijvende persoon. Na het uitblijven van een besluit hebben eisers op 27 maart 2024 beroep ingesteld, waarop de rechtbank het beroep gegrond verklaarde en de minister opdroeg om binnen acht weken een besluit te nemen. De minister heeft op 9 april 2024 de aanvragen van enkele eisers ingewilligd, maar de aanvraag van een andere eiser werd afgewezen. Deze eiser heeft vervolgens op 7 mei 2024 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing. Op 24 mei 2024 hebben eisers opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de minister inmiddels een besluit had genomen. Het beroep tegen de besluiten van 9 april 2024 is kennelijk ongegrond, omdat eisers geen inhoudelijke gronden hebben ingediend tegen deze besluiten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22145
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam]

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. F. van Dijk)
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

Eisers hebben op 27 juni 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinsleden bij [naam] in het kader van nareis.
Eisers hebben tegen het uitblijven van een besluit een beroepschrift ingediend. Bij uitspraak van 27 maart 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eisers gegrond verklaard (NL23.37198). De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend te maken.
Bij besluit van 9 april 2024 heeft de minister de aanvragen van [naam] , [naam] , [naam] en [naam] ingewilligd. Bij afzonderlijk besluit van 9 april 2024 heeft de minister de aanvraag van [naam] afgewezen.
Op 7 mei 2024 heeft een gemachtigde namens [naam] een bezwaarschrift ingediend tegen de afwijzing van haar aanvraag.
Op 24 mei 2024 hebben eisers wederom een beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Overwegingen

1. Eisers hebben verzocht om een vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eisers hoeven dus geen griffierecht te betalen.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen.
3. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
4. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
5. Een ingebrekestelling is echter niet nodig als de bestuursrechter een termijn heeft gesteld en het bestuursorgaan zich, ondanks het gezag van deze rechterlijke uitspraak, daaraan niet houdt. De minister is na het verstrijken van die termijn direct in verzuim om een besluit te nemen.
6. In de uitspraak van 27 maart 2024 heeft de rechtbank aan de minister een concrete beslistermijn van acht weken opgelegd, waarbinnen hij het besluit bekend moest maken. Op 9 april 2024 heeft de minister alsnog afzonderlijke besluiten genomen op de aanvragen van eisers. Gelet hierop is er voor de rechtbank geen aanleiding om conform artikel 8:55d, van de Awb te bepalen dat de minister alsnog een besluit op het verzoek dient te nemen. Het beroep is daarom, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, kennelijk niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit. Dit volgt uit artikel 6:20, derde lid van de Awb.
7. Eisers [naam] , [naam] , [naam] en [naam] hebben geen inhoudelijke gronden ingediend tegen de alsnog genomen besluiten. Het beroep is daarom, voor zover gericht tegen de besluiten van 9 april 2024, kennelijk ongegrond.
8. Op 7 mei 2024 heeft [naam] een bezwaarschrift ingediend. Voordat zij beroep in kan stellen tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar, moet zij - na ommekomst van de behandeltermijn voor een bezwaar - schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op haar bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, kan beroep worden ingesteld. Niet is gebleken dat de minister namens [naam] in gebreke is gesteld voor het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Naar het oordeel van de rechtbank is in het geval van [naam] geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:12, derde lid van de Awb, waarin redelijkerwijs niet van de belanghebbende kan worden gevergd dat hij het bestuursorgaan eerst in gebreke stelt.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, kennelijk niet-ontvankelijk. Het beroep is, voor zover gericht tegen de besluiten van 9 april 2024, kennelijk ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de besluiten van 9 april 2024, ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.