Op 8 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak die zich afspeelt in Groningen. De zaak betreft een verzoek van twee verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M. Grigorjan, om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen tot vergoeding van hun proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De verzoekers hebben tevens verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan de verzoekers tegemoet is gekomen door tijdens het beroep alsnog een beslissing te nemen op hun aanvraag van 24 oktober 2023. Bovendien heeft de minister in een bericht van 23 oktober 2024 toegezegd de proceskostenvergoeding aan verzoekers te betalen.
De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, die zijn vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is berekend op basis van de regels in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij rekening is gehouden met de beroepsmatige rechtsbijstand die door een derde is verleend. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoekers zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.