2.1.Door het COa is geconstateerd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen met een zeer grote impact. Het COa heeft het incident op 13 september 2024 als volgt beschreven. Drie medewerkers van het COa liepen naar de kamer van eiser om aan hem een time-out op te leggen naar aanleiding van een eerder incident dat plaats had gevonden op 12 september 2024. De medewerkers van het COa hebben meermaals op de deur hadden geklopt, maar eiser deed niet open en de deur bleek gebarricadeerd. Uiteindelijk deed eiser de deur wel open, maar weigerde hij mee te werken aan de time-out maatregel die de medewerkers aan eiser kwamen opleggen. Eiser werd emotioneel en begon te schreeuwen. Eiser pakte drie messen uit een kastje, deed zijn shirt uit, sloeg zichzelf op de borst en zette één van de messen aan zijn keel. Eiser stapte hierbij dreigend op de medewerkers van het COa af en vertoonde fysiek en verbaal agressief gedrag. Twee medewerkers van het COa wisten eiser enigszins te kalmeren. Een medewerkster van het COa voelde zich genoodzaakt de politie in te schakelen voor haar bescherming. De politie is met vijf auto’s ter plaatse gekomen en volgens het COa bevestigt dit de ernst van de situatie. Eiser werd door de politie in hechtenis genomen. Omdat eiser medewerking aan de time-out maatregel weigerde, stelt het COa dat een lichtere maatregel geen effect zou hebben. Eisers zienswijze naar aanleiding van het voornemen om de maatregel op te leggen, heeft het COa ook geen aanleiding gegeven om een ander standpunt in te nemen. Eisers gedragingen zijn volgens het COa, wat betreft aard en omvang zodanig ernstig, dat dit plaatsing in de HTL rechtvaardigt.
3. De minister heeft eiser door middel van de vrijheidsbeperkende maatregel verplicht om zich met ingang van 15 september 2024 op te houden in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bij het besluit gevoegde plattegrond aangegeven gebieden. Volgens de minister vordert het belang van de openbare orde het opleggen van de maatregel op grond van artikel 56 van de Vw. Dit blijkt uit het plaatsingsbesluit van het COa van 15 september 2024 en de incidenten die daarin zijn opgenomen. De minister is niet gebleken van omstandigheden die in de weg staan aan het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
Standpunten eiser
4. Eiser betoogt dat het plaatsingsbesluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en gebrekkig is gemotiveerd. Eiser betwist het incident zoals in het plaatsingsbesluit geformuleerd door het COa. Eiser stelt dat hij eten aan het bereiden was en hierbij fruit stond te schillen, toen er op de deur werd geklopt. Eiser is met het mesje in zijn hand naar de deur gelopen om de deur te openen. Eiser stelt niet de intentie te hebben gehad om te bedreigen en had toevallig het mesje nog in zijn hand. Eiser voert verder aan dat hij in tegenstelling tot de verslaglegging van het COa, maar één mesje in zijn hand had en niet drie. Eiser stelt dat de andere messen die in de kamer lagen van zijn kamergenoten waren. Eiser had niet de intentie om de medewerkers van het COa iets aan te doen en er is dan ook niemand aangeraakt of gewond geraakt bij het incident. Eiser betoogt verder dat hij de dag voorafgaand aan het incident ziek was en erge kiespijn had, waardoor hij graag naar de tandarts wilde. De omstandigheid dat er vijf politieauto’s arriveerde zegt volgens eiser niets over de ernst van de situatie zoals in het plaatsingsbesluit wordt gesteld, dit dient niet aan eiser te worden toegerekend. Verder stelt eiser dat hij al was gekalmeerd voordat de politie arriveerde en dat dit erop duidt, dat de situatie niet zodanig ernstig was als in het plaatsingsbesluit wordt gesteld. Uit de verslaglegging van het incident volgt volgens eiser niet dat hij is aangehouden door de politie. Eiser stelt tot slot dat plaatsing in de HTL een te zware bestraffing is en het plaatsingsbesluit geen stand kan houden.
Oordeel rechtbank ten aanzien van het plaatsingsbesluit
5. Op de zitting heeft de gemachtigde van het COa aangegeven dat ten overvloede in het bestreden besluit is opgenomen dat de inzet van vijf politievoertuigen de ernst van de situatie bevestigden. Dit is namelijk volgens de gemachtigde van het COa niet relevant voor de zwaarte van het incident. De rechtbank begrijpt dat het COa dit argument uit het bestreden besluit niet langer handhaaft. Dit betekent dat de rechtbank hier geen oordeel meer over hoeft te geven, omdat dit argument geen onderdeel meer is van het plaatsingsbesluit.