In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2024 uitspraak gedaan in de asielzaken van twee Moldavische Roma, eiser en eiseres, die hun asielaanvragen hadden ingediend op 5 maart 2024. De aanvragen werden door de minister van Asiel en Migratie op 22 juli 2024 afgewezen als ongegrond. De eisers voerden aan dat terugkeer naar Moldavië zou leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM, gezien de structurele discriminatie die zij als Roma ondervinden. Eiser, die hartpatiënt is, en eiseres, zijn van mening dat zij geen toegang hebben tot reguliere medische zorg en sociale huisvesting, en dat de discriminatie hen belemmert in hun maatschappelijke functioneren.
De rechtbank heeft de argumenten van eisers beoordeeld en vastgesteld dat, hoewel de identiteit en herkomst van eisers geloofwaardig zijn, de ernst van de ondervonden discriminatie niet zodanig is dat dit kan worden gekwalificeerd als vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank concludeert dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in Moldavië niet kunnen functioneren of dat zij een reëel risico lopen op ernstige schade. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van de minister dan ook bevestigd en de beroepen ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.