In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag om een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2007. De minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], vertoont ernstige ontwikkelingsproblemen en heeft nauwelijks contact met haar ouders. Het college heeft verzocht om [minderjarige] voor drie maanden in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te plaatsen, omdat eerdere pogingen tot hulpverlening niet succesvol waren. De ouders steunen dit verzoek, terwijl de minderjarige zich verzet tegen de opname.
Tijdens de zitting heeft de kinderrechter de situatie van [minderjarige] en de zorgen van de ouders en het college gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, maar ook dat een gesloten plaatsing niet de juiste oplossing lijkt. De kinderrechter heeft de mogelijkheid van creatieve therapie als een minder ingrijpende maatregel overwogen, die mogelijk effectiever zou kunnen zijn voor [minderjarige].
Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten het verzoek tot machtiging voor gesloten jeugdhulp af te wijzen. De kinderrechter benadrukt het belang van het inzetten van creatieve therapie en geeft [minderjarige] de kans om deze behandeling te ondergaan, met de waarschuwing dat als de situatie niet verbetert, verdere maatregelen overwogen moeten worden. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 4 november 2024.