ECLI:NL:RBDHA:2024:18540
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 november 2024 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 9 september 2024, waarin zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had op 19 april 2024 beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat het beroep prematuur was, omdat de termijn van veertien dagen na de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Op 21 oktober 2024 heeft de opposant verzet ingesteld tegen deze uitspraak, zonder te verzoeken om een zitting.
De rechtbank heeft in het verzet beoordeeld of er redelijke twijfel bestond over de eerdere uitspraak. De opposant voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat de ingebrekestelling op 5 april 2024 was ingediend, terwijl deze op 4 april 2024 was ingediend. De rechtbank erkende dat de datum van de ingebrekestelling verkeerd was vastgesteld, maar concludeerde dat dit geen invloed had op de mogelijkheid tot vereenvoudigde afdoening van de zaak. De wettelijke beslistermijn was namelijk pas geëindigd op 5 april 2024, waardoor de ingebrekestelling te vroeg was ingediend.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.