In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 2 november 2023 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hiermee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting.
Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen, waardoor eiseres geen griffierecht hoeft te betalen. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor de minister om te beslissen op de aanvraag is verstreken en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is daarom gegrond.
De rechtbank legt de minister een termijn van 90 dagen op om een beslissing te nemen, te rekenen vanaf het moment dat de aanvraag ter hand wordt genomen. De minister heeft aangegeven de aanvraag van eiseres in april 2025 in behandeling te kunnen nemen, wat betekent dat de minister vóór 30 juni 2025 een beslissing moet nemen. Tevens bepaalt de rechtbank dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb.
De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.