In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 24 oktober 2023 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hiermee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting.
Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen, waardoor eiseres geen griffierecht hoeft te betalen. De rechtbank stelt vast dat de minister niet tijdig heeft beslist op de aanvraag, en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank oordeelt dat de minister binnen zestien weken een besluit moet nemen op de aanvraag van eiseres.
De rechtbank legt de minister een dwangsom op van € 100,- voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier.