In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2012. De minderjarige is sinds januari 2022 uit huis geplaatst in een vrijwillig kader, maar door een verslechterde verstandhouding tussen de moeder en de woonvoorziening is het niet langer mogelijk om de hulpverlening en plaatsing in het vrijwillig kader voort te zetten. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de opvoedingscapaciteiten van de moeder niet in balans zijn met de opvoedbehoeften van de minderjarige, wat leidt tot een ernstig bedreigde ontwikkeling van het kind. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad onderschreven en geoordeeld dat de minderjarige intensieve hulpverlening nodig heeft, die niet kan worden geboden in de huidige thuissituatie. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen en de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar verleend, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.