In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 oktober 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2020, in het kader van de zorg voor zijn ontwikkeling. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie van de minderjarige. De ouders, die met elkaar zijn gehuwd, hebben een conflictueuze relatie, wat leidt tot spanningen die de ontwikkeling van de minderjarige bedreigen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende inzien wat hun aandeel is in de problemen en dat zij niet in staat zijn om de zorgen zelfstandig weg te nemen. De ouders hebben verschillende visies op de opvoeding en zijn niet bereid om hulpverlening te accepteren, wat de situatie verder compliceert.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 oktober 2024, waarbij de ouders aanwezig waren, is duidelijk geworden dat de moeder en vader de zorgen van de Raad niet onderkennen. De moeder stelt dat de ontwikkeling van de minderjarige goed is en dat er geen problemen zijn, terwijl de vader meent dat de thuissituatie rustig is. De gecertificeerde instelling, die als informant is aangemerkt, onderschrijft de zorgen van de Raad, maar vindt dat er in het vrijwillig kader meer geprobeerd had moeten worden voordat een ondertoezichtstelling wordt aangevraagd.
De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn vervuld. De ontwikkeling van de minderjarige is ernstig bedreigd door de conflicten tussen de ouders, en er is behoefte aan een jeugdbeschermer die toezicht houdt op zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft daarom besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden voor de duur van één jaar, met de verplichting voor de ouders om samen te werken met de hulpverlening.