ECLI:NL:RBDHA:2024:18598

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
C/09/673342 / JE RK 24-1770
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in verband met conflicten tussen ouders en ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 oktober 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2020, in het kader van de zorg voor zijn ontwikkeling. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie van de minderjarige. De ouders, die met elkaar zijn gehuwd, hebben een conflictueuze relatie, wat leidt tot spanningen die de ontwikkeling van de minderjarige bedreigen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende inzien wat hun aandeel is in de problemen en dat zij niet in staat zijn om de zorgen zelfstandig weg te nemen. De ouders hebben verschillende visies op de opvoeding en zijn niet bereid om hulpverlening te accepteren, wat de situatie verder compliceert.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 oktober 2024, waarbij de ouders aanwezig waren, is duidelijk geworden dat de moeder en vader de zorgen van de Raad niet onderkennen. De moeder stelt dat de ontwikkeling van de minderjarige goed is en dat er geen problemen zijn, terwijl de vader meent dat de thuissituatie rustig is. De gecertificeerde instelling, die als informant is aangemerkt, onderschrijft de zorgen van de Raad, maar vindt dat er in het vrijwillig kader meer geprobeerd had moeten worden voordat een ondertoezichtstelling wordt aangevraagd.

De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn vervuld. De ontwikkeling van de minderjarige is ernstig bedreigd door de conflicten tussen de ouders, en er is behoefte aan een jeugdbeschermer die toezicht houdt op zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft daarom besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden voor de duur van één jaar, met de verplichting voor de ouders om samen te werken met de hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/673342 / JE RK 24-1770
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, 'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 30 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • de ouders, ondersteund door een tolk.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] woont bij de ouders.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De Raad maakt zich zorgen over de ontwikkeling en opvoedsituatie van [de minderjarige] . De zorgen zijn met name gelegen in de onderlinge spanningen en conflicten tussen de ouders. [de minderjarige] is hier getuige van. Beide ouders zijn op die momenten niet in staat het belang van [de minderjarige] voorop te stellen en op een passende manier op hem te reageren. Daarnaast zijn er zorgen over de taalontwikkeling van [de minderjarige] . [de minderjarige] spreekt en begrijpt de Nederlandse taal niet, waardoor hij op termijn meer moeite zal hebben om onderwijs te volgen en om te gaan met leeftijdsgenoten. De Raad vindt het dan ook zorgelijk dat [de minderjarige] wisselend naar de peuterspeelzaal gaat. Er wordt gezien dat de moeder alle mogelijkheden benut om hem niet te brengen. [de minderjarige] heeft moeite om te wennen op de peuterspeelzaal. Ook is er sprake van financiële problemen bij de ouders en zijn er zorgen over het gewicht van [de minderjarige] . De Raad vindt het positief dat de ouders veel van [de minderjarige] houden en het beste voor hem willen. Ondanks hun onderlinge verschillen zien zij een belangrijke rol voor elkaar weggelegd in het leven van [de minderjarige] . In het belang van [de minderjarige] zijn de ouders bereid geweest om uit elkaar te wonen om nieuwe escalaties te voorkomen. Dit leek ook te werken, waardoor er tijdelijk meer rust was in de thuissituatie voor [de minderjarige] . De ouders konden tot afspraken komen, zodat [de minderjarige] de vader kon blijven zien. Ondanks de goede intenties van ouders meent de Raad dat zij de zorgen niet zelfstandig weg kunnen nemen. De ouders wensen geen bemoeienis van hulpverlening en zien niet in aan welke onderliggende problematiek zij moeten werken. De Raad verzoekt [de minderjarige] daarom onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar.

4.De standpunten

4.1.
De moeder voert verweer tegen het verzoek. De moeder begrijpt niet waarom er een ondertoezichtstelling wordt verzocht voor [de minderjarige] . De moeder ervaart geen problemen in de opvoeding van hem. [de minderjarige] ontwikkelt zich goed. Volgens de moeder klopt veel informatie uit het raadsonderzoek niet. [de minderjarige] is wel zindelijk, de moeder brengt hem bijna dagelijks naar de peuterspeelzaal en hij kampt niet met overgewicht. De moeder beaamt wel dat er relatieproblemen zijn tussen de ouders en de moeder is bereid daar hulp voor te aanvaarden.
4.2.
De vader voert verweer tegen het verzoek. Volgens de vader zijn er op dit moment geen problemen. Het gaat goed tussen de vader en de moeder en de thuissituatie is dan ook rustig. De vader probeert zo min mogelijk thuis te zijn om ervoor te zorgen dat het rustig blijft voor [de minderjarige] . De vader ziet geen nut in de inzet van hulpverlening.
4.3.
Hoewel de gecertificeerde de zorgen van de Raad onderschrijft, meent de gecertificeerde instelling dat er in het vrijwillig kader onvoldoende pogingen zijn ondernomen om hulpverlening in te zetten. Mede door de taalbarrière is het belangrijk dat de ouders de weg gewezen wordt naar de juiste hulpverleningsinstanties. Veilig Thuis heeft daar ook mogelijkheden toe in het vrijwillig kader. Volgens de gecertificeerde instelling zijn er stappen overgeslagen, waardoor een ingrijpende maatregel als een ondertoezichtstelling nog niet gerechtvaardigd is. Mocht de gecertificeerde instelling worden belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling dan geeft de gecertificeerde instelling aan dat er op dit moment geen vaste jeugdbeschermer voor het gezin beschikbaar is.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter dat [de minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreiging is met name gelegen in de conflictueuze relatie tussen de ouders. Er zijn geregeld spanningen en conflicten tussen de ouders, waarbij ook meermaals (politie)meldingen zijn gedaan. Het lukt de ouders niet om [de minderjarige] weg te houden van de spanningen en ruzies en daarmee laten zij zien onvoldoende in zijn belang te kunnen denken en handelen. Daarnaast zijn er ook zorgen over de taal- en spraakontwikkeling van [de minderjarige] . Hoewel de kinderrechter ziet dat de ouders het beste met [de minderjarige] voor hebben, is zij er niet van overtuigd dat de zorgen in het vrijwillig kader weggenomen kunnen worden. De ouders zien onvoldoende in wat hun eigen aandeel is in de problemen en hebben beiden een andere visie op wat er moet gebeuren. Het is daarom in het belang van [de minderjarige] dat er een jeugdbeschermer bij het gezin betrokken wordt die toezicht houdt op zijn ontwikkeling en ervoor zorgt dat de juiste hulp wordt ingezet en die ook daadwerkelijk gecontinueerd wordt. Aangezien er nog weinig zicht is op het gezin en dus nog niet duidelijk is welke hulpverlening noodzakelijk is, acht de kinderrechter de verzochte duur van één jaar passend en geboden. De kinderrechter zal het verzoek dan ook toewijzen als verzocht. De komende tijd is het van doorslaggevend belang dat de ouders meewerken aan de noodzakelijk geachte hulpverlening en samenwerken met de gecertificeerde instelling.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [de minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 23 oktober 2024 tot 23 oktober 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024 door mr. M. de Kleine, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 6 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.