ECLI:NL:RBDHA:2024:18695

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
NL24.42730
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot zicht op uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 5 juni 2024 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. Eiser, geboren in 2001 en van Marokkaanse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 8 november 2024 gesloten zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep op 5 september 2024. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt en dat er geen zicht op uitzetting is. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser en dat er zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is. Verweerder heeft meerdere keren gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten en heeft gesprekken gevoerd met eiser over zijn uitzetting.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te concluderen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was en verklaart het beroep ongegrond. Ook het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.42730

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 5 juni 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 8 november 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2001 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [1] Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep, 5 september 2024, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt en dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. Sinds de indiening van de LP [2] -aanvraag zijn bijna 5 maanden verstreken. De rappels die verweerder stuurt zijn algemene rappels. Bij uitblijven van bericht, had verweerder specifiek voor deze zaak bij de Marokkaanse autoriteiten moeten rappelleren.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend aan de
uitzetting van eiser werkt en dat er sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Sinds het sluiten van het onderzoek op 5 september 2024 heeft verweerder drie keer gerappelleerd over de aanvraag voor een LP bij de Marokkaanse autoriteiten. Daarnaast blijkt uit de voortgangsrapportage dat verweerder vertrekgesprekken heeft gevoerd met eiser op 9 september 2024 en 15 oktober 2024. In het enkele tijdsverloop sinds indiening van de LP-aanvraag en het vooralsnog uitblijven van een reactie van de Marokkaanse autoriteiten, ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat verweerder onvoldoende voortvarend te werk gaat of dat zicht op uitzetting ontbreekt. De rechtbank betrekt ook bij haar beoordeling dat uit het verslag van het vertrekgesprek van 15 oktober 2024 volgt dat eiser geen medewerking verleent aan zijn uitzetting naar Marokko. Eiser onderneemt daarmee geen actie die zijn uitzetting naar Marokko kan bespoedigen.
6. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 12 november 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van 21 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:9953 en 6 september 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:14319.
2.Laissez-passer.