ECLI:NL:RBDHA:2024:18748

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
NL23.31546
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige verklaringen en risico bij terugkeer naar Suriname

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Surinaamse nationaliteit, heeft op 17 november 2022 asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd op 29 september 2023 door de minister van Asiel en Migratie als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank heeft op 18 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn echtgenote en hun gemachtigden aanwezig waren.

Eiser stelt dat zijn problemen in Suriname voortkomen uit de inmenging van de ex-echtgenoot van zijn echtgenote, die volgens hem verantwoordelijk is voor de bedreigingen en problemen die hij ondervindt. De rechtbank oordeelt echter dat eiser geen concrete bewijsstukken heeft overgelegd die zijn claims onderbouwen. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat de verklaringen van eiser en zijn echtgenote niet objectief verifieerbaar zijn en dat er geen aannemelijk bewijs is dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Suriname.

De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft geen verschoonbare reden gegeven voor het uitstellen van zijn asielaanvraag en de rechtbank oordeelt dat verweerder het terugkeerbesluit en het inreisverbod terecht heeft opgelegd. De uitspraak wordt gedaan door mr. E. Broekhof, rechter, en de beslissing is openbaar gemaakt op 31 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31546

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. A.A. Ubbergen),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , verweerder
(gemachtigde: mr. G. Erdal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft de Surinaamse nationaliteit en is geboren op [datum] 1989. Hij heeft op 17 november 2022 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 29 september 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2024 op zitting behandeld, samen met het beroep [2] van zijn echtgenote. Hieraan hebben eiser, zijn echtgenote, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de kennelijk ongegrondverklaring van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is op 30 september 2016 getrouwd met zijn echtgenote [echtgenote] (hierna: echtgenote). De ex-echtgenoot (hierna: [ex-echtgenoot] ) van de echtgenote van eiser is de [functie] van [bedrijf]
in Suriname. [ex-echtgenoot] valt eiser en zijn echtgenote lastig. Zo zorgt hij er voor dat eiser nergens wordt aangenomen, geen lening kan krijgen bij de bank en heeft hij de oudste kinderen, die [ex-echtgenoot] heeft met eisers echtgenote, omgekocht om eiser en zijn echtgenote aan te vallen. Een periode lang stond een auto met gewapende mannen voor het huis van eiser en zijn echtgenote. Hiervan kon eiser geen aangifte doen omdat [ex-echtgenoot] samenwerkt met de politie. Hierop hebben eiser en zijn echtgenote besloten om naar Nederland te gaan, waar zij op 5 mei 2022 zijn aangekomen. Op 17 oktober 2022 is eiser aangehouden en heeft hij verzocht om een verblijfsvergunning regulier voor het verblijfsdoel familie en gezin. Deze aanvraag heeft hij op 23 november 2022 ingetrokken, omdat eiser en zijn echtgenote op 17 november 2022 asiel hebben aangevraagd.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Echtscheiding [echtgenote] en daar volgens u uit voortvloeiende problemen.
Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat het eerste relevante element geloofwaardig is en dat het tweede relevante element ongeloofwaardig is. Verweerder concludeert dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is [3] . Daarbij heeft verweerder eiser opgedragen Nederland binnen vier weken te verlaten. Verder heeft verweerder eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Heeft verweerder het ongeloofwaardig kunnen vinden dat [ex-echtgenoot] de problemen die zij ervaren veroorzaakt?
6. Eiser voert aan dat het voor hem onmogelijk is om onderzoek te doen naar de veroorzaakte problemen omdat hij telkens tegen een muur aanloopt door inmenging van de ex-echtgenoot van zijn echtgenote. [ex-echtgenoot] is besproken in de pers en werkt met veel organisaties samen waardoor eiser overal vastliep. De dienstauto’s met gewapende mannen zouden alleen bij zijn huis komen als een hooggeplaatst persoon, zoals [ex-echtgenoot] , hier toestemming voor geeft. Ook weet eiser van verklaringen van de kinderen dat [ex-echtgenoot] hen op eiser en zijn echtgenote afstuurt. Dit toont volgens eiser aan dat de problemen die hij en zijn echtgenote ervaren zijn veroorzaakt door [ex-echtgenoot] .
7. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser geen concrete aanknopingspunten heeft gegeven waarop hij baseert dat [ex-echtgenoot] verantwoordelijk is voor de door hem ondervonden problemen. Eiser heeft hiertoe zelf geen stukken overgelegd die dit causale verband zouden aantonen. Daarnaast heeft eiser, zonder verschoonbare reden, geen onderzoek gedaan naar de verklaringen van derden waarop hij baseert dat [ex-echtgenoot] de problemen veroorzaakt die hij en zijn echtgenote ervaren. Wat betreft de auto’s met gewapende mannen die voor eisers huis kwamen, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat dit een niet nader onderbouwde veronderstelling betreft. Hiermee heeft eiser het causale verband niet aannemelijk gemaakt.
8. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Mocht verweerder zich op het standpunt stellen dat eiser bij terugkeer naar Suriname geen reëel risico op ernstige schade loopt?
9. Eiser voert aan dat hij bij terugkeer naar Suriname een reëel risico loopt op ernstige schade zoals bedoelt in artikel 3 van het EVRM. [4] Dit baseert eiser op wat zijn echtgenote en kinderen hebben gezegd. Ook heeft [ex-echtgenoot] de echtgenote van eiser bedreigd met de dood. Dit staat allemaal op een memory card die kapot is gegaan waardoor eiser dit niet meer kan bewijzen. Eiser vreest dat [ex-echtgenoot] ook hem wil doden.
10. De rechtbank is van oordeel dat nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat [ex-echtgenoot] verantwoordelijk is voor de problemen die hij heeft ondervonden, het ook niet aannemelijk is dat eiser een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Suriname. De rechtbank is het met verweerder eens dat de verklaringen van de echtgenote van eiser en de kinderen niet objectief verifieerbaar zijn, zeker nu eiser de verklaringen niet met andere stukken kan onderbouwen. Daarbij komt dat eiser heeft verklaard vanaf zijn huwelijk in 2016 problemen te ondervinden door [ex-echtgenoot] , maar heeft hij tot mei 2022 in Suriname verbleven. Uit eisers verklaringen blijkt niet dat eiser in deze periode in aanraking is geweest met [ex-echtgenoot] . Bovendien blijkt uit zijn verklaringen dat hij op normale wijze deel heeft kunnen nemen aan de samenleving. Eiser heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat hij geen bescherming kan krijgen van de autoriteiten in Suriname, mocht hij daar bij terugkeer problemen ervaren. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder de asielaanvraag kennelijk ongegrond kunnen verklaren?
11. Eiser voert aan dat hij eerst een reguliere aanvraag heeft gedaan en pas later een asielaanvraag heeft gedaan toen hij van verweerder vernam dat de hij de reguliere aanvraag moest intrekken omdat hij asiel moest aanvragen. De asielaanvragen van het gezin werden door de loop van het aanvraagproces en het contact dat het gezin al die tijd met verweerder zelf had, aldus onterecht kennelijk ongegrond verklaard.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij met een gegronde reden pas later asiel heeft aangevraagd. Eiser is op 5 mei 2022 aangekomen in Nederland en zijn visum is verlopen op 14 juli 2022. Eiser en zijn echtgenote hebben op 26 augustus 2022 contact opgenomen met verweerder. Tijdens dat gesprek zijn zij geadviseerd om zich te melden in Ter Apel. Eiser heeft dit ter zitting niet weersproken. Nadat hij staande is gehouden heeft eiser op 17 november 2022 asiel aangevraagd. Eiser heeft geen verschoonbare reden gegeven waarom hij maanden heeft gewacht om asiel aan te vragen. Verweerder heeft het daarom eiser kunnen aanrekenen dat hij niet eerder asiel heeft aangevraagd.
13. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder een terugkeerbesluit kunnen opleggen?
14. Eiser voert aan dat verweerder geen terugkeerbesluit heeft kunnen opleggen. Eiser kan Nederland niet direct verlaten omdat hij nog afscheid moet nemen van zijn familie en vrienden. Het eerdere terugkeerbesluit van 21 oktober 2022 was ten onrechte aan eiser op gelegd waardoor dit terugkeerbesluit ook niet opgelegd had kunnen worden.
15. De rechtbank stelt vast dat verweerder eiser op 21 oktober 2022 een terugkeerbesluit heeft opgelegd. Tegen dit besluit heeft eiser geen rechtsmiddel aangewend en daarom staat dit terugkeerbesluit in rechte vast. Dat eiser in deze procedure aanvoert dat hij nog afscheid moet nemen van familie en vrienden, kan hier niet aan afdoen, alleen al omdat het terugkeerbesluit van 21 oktober 2022 niet in deze procedure voorligt.
16. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder een inreisverbod kunnen opleggen?
17. Eiser voert aan dat verweerder aan hem geen inreisverbod heeft kunnen opleggen omdat sprake is van een ongeldig terugkeerbesluit.
18. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het inreisverbod heeft kunnen opleggen nu sprake is van een geldig terugkeerbesluit.

Conclusie en gevolgen

19. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van verweerder in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Broekhof, rechter, in aanwezigheid van M.A.J. Arts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als verweerder.
2.Met zaaknummer NL23.31547.
3.Op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet (Vw) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw.
4.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.