In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hiermee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting. De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 4 september 2023, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 4 maart 2024 eindigen. Echter, de minister heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd op basis van artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een groot aantal aanvragen tegelijk werd ingediend. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. Hierdoor is de ingebrekestelling van 19 augustus 2024 prematuur ingediend, en voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.