ECLI:NL:RBDHA:2024:18786

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
NL 24.23882
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot presentatie bij Gambiaanse vertegenwoordiging

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, die asiel heeft aangevraagd, heeft tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn asielaanvraag op 21 mei 2024 is afgewezen, beroep ingesteld. Dit beroep is aanhangig onder zaaknummer NL24.23881. In afwachting van de uitspraak in deze hoofdzaak heeft verzoeker de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij vreest dat hij gepresenteerd zal worden bij de Gambiaanse vertegenwoordiging terwijl zijn asielberoep nog loopt.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van onverwijlde spoed, aangezien verzoeker niet geconfronteerd wil worden met de Gambiaanse autoriteiten totdat zijn beroep is behandeld. De voorzieningenrechter heeft daarbij gewezen op het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel, zoals neergelegd in de Europese richtlijn inzake asielprocedures. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het standpunt van de minister, dat de presentatie bij de Gambiaanse vertegenwoordiging slechts een voorbereidingshandeling is, niet kan worden gevolgd. Dit omdat verzoeker internationale bescherming nodig heeft en het niet zeker is of hij kan meewerken aan een onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit zonder risico te lopen.

Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en de minister te verbieden verzoeker te presenteren bij de Gambiaanse vertegenwoordiging tot vier weken na de uitspraak in de hoofdzaak. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23882

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker, V-nummer: [V-nummer]

mede namens zijn minderjarige zoon
[naam]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

In het besluit van 21 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker afgewezen.
Verzoeker heeft beroep (NL24.23881) ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft dit beroep aangehouden. Verzoeker heeft verder de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 10 november 2024 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om met spoed op het verzoek om een voorlopige voorziening te beslissen.
Verweerder heeft op verzoek van de voorzieningenrechter een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
2. Verweerder heeft in een brief van 4 november 2024 meegedeeld dat verzoeker wordt uitgenodigd voor een gesprek met de diplomatieke vertegenwoordiging van zijn land van herkomst, Gambia, te Brussel. Verweerder heeft op 7 november 2024 in reactie op een bericht van verzoekers gemachtigde meegedeeld niet bereid te zijn hiervan af te zien omdat verzoekers beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag nog loopt. Gelet hierop is de vereiste onverwijlde spoed gegeven.
3. In het beroep tegen het bestreden besluit, dat op dit moment nog aanhangig is, speelt onder meer de vraag of verweerder in het bestreden besluit terecht heeft overwogen dat er geen aanleiding is om verzoeker internationale bescherming tegen de autoriteiten van Gambia te verlenen. Verzoeker heeft er daarom belang bij niet te worden geconfronteerd met de Gambiaanse autoriteiten zolang deze vraag nog niet door de rechtbank is beantwoord. Verzoeker wijst hierbij terecht op het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel zoals dat is neergelegd in artikel 46 van de Richtlijn 2013/32/EU (herziene asielprocedurerichtlijn), en zoals dat nader is toegelicht in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 juni 2018 (ECLI:EU:C:2018:465) in de zaak
Gnandi. Het standpunt van verweerder dat het hier slechts gaat om een voorbereidingshandeling die de effectiviteit van het rechtsmiddel van beroep niet aantast, wordt niet gevolgd. Nu verzoeker onder meer stelt dat hij internationale bescherming nodig heeft tegen de Gambiaanse autoriteiten, en verweerder nu van hem verwacht dat hij meewerkt aan een onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit bij de diplomatieke vertegenwoordiging van datzelfde land, kan dat immers niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld. Hierbij is van belang dat het niet alleen gaat om de effectiviteit van het in Nederland mogen afwachten van het beroep, maar ook om de effectiviteit van de uiteindelijke uitkomst van het beroep.
4. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat verweerder wordt verboden om verzoeker te presenteren bij de Gambiaanse vertegenwoordiging tot vier weken nadat op het beroep met zaaknummer NL24.23881 is beslist.
5. In de toewijzing van het verzoek ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 875 bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat verweerder wordt verboden om verzoeker te presenteren bij de Gambiaanse vertegenwoordiging tot vier weken nadat op het beroep met zaaknummer NL24.23881 is beslist;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 12 november 2024 door mr. M.L. Weerkamp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Het dictum is telefonisch doorgegeven aan de gemachtigde van verweerder op 12 november 2024 om 14:32 uur en aan de gemachtigde van verzoeker op 12 november 2024 om 14:37 uur.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.