In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 13 oktober 2023 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij een referent. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt, waarop partijen hebben ingestemd en het onderzoek is gesloten zonder behandeling op zitting. De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eisers hebben de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld, en de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat de minister een dwangsom moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50 en draagt de minister op het betaalde griffierecht aan eisers te vergoeden. De minister krijgt tot 30 mei 2025 de tijd om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eisers.