In deze zaak heeft verzoeker op 25 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 9 augustus 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie, verweerder in deze procedure, heeft op dezelfde datum de asielaanvraag ingewilligd. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en deze aanvraag hangende het beroep is ingewilligd, is de rechtbank van oordeel dat de minister geheel aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen. Het verzoek van verzoeker om vergoeding van de proceskosten wordt dan ook als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot het genoemde bedrag.