ECLI:NL:RBDHA:2024:18851
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
Op 14 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij haar referent. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres had haar aanvraag op 31 augustus 2023 ingediend, en de ontvangst daarvan was door de minister bevestigd op 10 oktober 2023. De beslistermijn van 90 dagen was met drie maanden verlengd, waardoor de minister uiterlijk op 10 april 2024 een besluit had moeten nemen. Eiseres heeft de minister op 12 juni 2024 in gebreke gesteld, maar de rechtbank constateert dat er geen twee weken zijn verstreken tussen de ontvangst van de ingebrekestelling en het indienen van het beroep op 26 juni 2024.
Hierdoor is het beroep te vroeg ingediend en derhalve kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.