ECLI:NL:RBDHA:2024:18895

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
SGR 23/5989
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen niet-ontvankelijk verklaring van aanvraag voor gehandicaptenparkeerplaats

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag behandeld. Eiser had op 7 april 2023 een aanvraag ingediend voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats. Op 5 juni 2023 ontving hij een voornemen tot afwijzing van deze aanvraag, met vergunningnummer 656004. Eiser diende op 19 juli 2023 een bezwaarschrift in, maar dit werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser niet duidelijk had gemaakt waartegen zijn bezwaar was gericht. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van eiser ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser had met het vermelden van de datum en het vergunningnummer in zijn bezwaarschrift voldoende duidelijk gemaakt dat zijn bezwaar gericht was tegen het voornemen van 5 juni 2023. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoont en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens moet verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5989

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: D.L. Swart).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 14 augustus 2023 (het bestreden besluit) waarin zijn bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank, na het onderzoek te hebben gesloten, uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het bestreden besluit een motiveringsgebrek heeft.
3. Eiser heeft op 7 april 2023 bij verweerder een aanvraag om een individuele gehandicaptenparkeerplaats ingediend. In de brief van 5 juni 2023 met vergunningnummer 656004 heeft verweerder eiser het voornemen tot afwijzing van de aanvraag gestuurd. Verweerderheeft eiser daarbij in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken op het voornemen te reageren, bijvoorbeeld door een brief te sturen naar de afdeling Vergunningen van de Dienst Stadsbeheer.
3.1.
Op 19 juli 2023 heeft eiser via de website van de gemeente Den Haag bij de afdeling bezwaar van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een bezwaarschrift tegen het voornemen van 5 juni 2023 ingediend, onder vermelding van de datum en het vergunningnummer van het voornemen. In de brief van 24 juli 2023 heeft de Dienst SZW eiser gevraagd om binnen twee weken duidelijk te maken waartegen bezwaar wordt gemaakt. Eiser heeft niet op deze brief gereageerd, waarna verweerder het bestreden besluit heeft genomen. Verweerder heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser niet duidelijk heeft gemaakt waartegen zijn bezwaar is gericht.
4. In artikel 6:5 Awb worden eisen gesteld aan het indienen van een bezwaarschrift. Hierin staat onder meer dat het bezwaarschrift een omschrijving moet bevatten van het besluit waartegen het bezwaar is gericht. Als dat niet gebeurt, kan verweerder na het bieden van een herstelmogelijkheid het bezwaar op grond van artikel 6:6 Awb niet-ontvankelijk verklaren.
4.1.
Eiser heeft met het vermelden van de datum en het vergunningnummer in zijn bezwaarschrift voldoende duidelijk gemaakt dat zijn bezwaar is gericht tegen het voornemen van verweerder van 5 juni 2023. Dat eiser het bezwaarschrift bij de afdeling bezwaar van de Dienst SZW heeft ingediend, in plaats van de afdeling Vergunningen van de Dienst Stadsbeheer, maakt dat niet anders nu beide afdelingen/Diensten onderdeel zijn van hetzelfde bestuursorgaan. [1]
4.2.
Verweerder heeft daarom het bezwaar van eiser ten onrechte op grond van de artikelen 6:5 en 6:6 Awb niet-ontvankelijk verklaard. Het bestreden besluit bevat daarmee een motiveringsgebrek.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser te nemen;
- draagt verweerder op het griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
14 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 22 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2469, r.o. 4.3.