ECLI:NL:RBDHA:2024:18899

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
NL24.37458
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.M. Steinebach - de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een statushouder in Italië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiseres, die samen met haar minderjarige dochter asiel heeft aangevraagd, is van mening dat haar aanvraag niet-ontvankelijk is verklaard op basis van het feit dat zij internationale bescherming geniet in Italië. De rechtbank heeft de zaak op 30 oktober 2024 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiseres in Italië geen reëel risico loopt op ernstige schade, en dat de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvraag in stand blijft. Eiseres heeft aangevoerd dat de omstandigheden voor statushouders in Italië problematisch zijn, maar de rechtbank oordeelt dat zij onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat haar situatie in Italië zo slecht is dat deze in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank wijst erop dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij geen toegang heeft tot de nodige voorzieningen en dat zij niet heeft geprobeerd om hulp te vragen bij de Italiaanse autoriteiten. Daarnaast wordt het argument van mensenhandel door de rechtbank verworpen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij bescherming nodig heeft tegen de autoriteiten in Italië. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de minister.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.37458

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

mede namens haar minderjarige dochter [naam],
(gemachtigde: mr. K. Benchaïb),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. A.N. Lammers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 23 september 2024, waarin de minister de asielaanvraag van 22 augustus 2024 niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat eiseres internationale bescherming geniet in Italië.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (NL24.37589), op 30 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is ongegrond
.Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Een aanvraag om een asielvergunning kan in beginsel niet-ontvankelijk worden verklaard als de vreemdeling internationale bescherming geniet in een andere lidstaat van de Europese Unie. [1] Dit is anders indien de vreemdeling in die andere lidstaat een risico op ernstige schade zou lopen. [2] Eén van die voorwaarden is dat die lidstaat de internationale verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 van het EVRM en artikel 3 van het Antifolterverdrag nakomt. Ook moet de vreemdeling een zodanige band hebben met het betreffende land dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan. [3] Het is vaste rechtspraak dat van een dergelijke band sprake is als een vreemdeling in een lidstaat van de Europese Unie erkend vluchteling is, dan wel de subsidiaire beschermingsstatus heeft. [4]
Reëel risico op ernstige schade?
5. Eiseres betoogt in Italië in een situatie terecht te komen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Zij wijst er daarbij op dat de omstandigheden voor statushouders in Italië zodanig moeilijk zijn dat niet van haar verwacht kan worden dat zij samen met haar jonge minderjarige dochter terugkeert. Eiseres is, nadat zij een verblijfsvergunning heeft gekregen, in Italië volledig aan haar lot overgelaten. Dit komt overeen met hetgeen bekend is over de situatie van statushouders in Italië, eiseres verwijst hiervoor naar AIDA-rapport, update 2023. Omdat voorzieningen ontbreken en eiseres geen geldig verblijfsdocument, geen basisinkomen en geen huisvesting heeft, heeft zij geen goede toegang tot passende zorg. Eiseres stelt dan ook dat de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid zoals bedoeld in het Ibrahim-arrest is behaald. [5] Zij verwijst daarbij ook naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 21 augustus 2024 [6] waar de rechtbank had geoordeeld dat er problemen ontstonden als gevolg van het feit dat de vreemdelingen zich niet kunnen inschrijven in een gemeente en daardoor geen toegang zouden hebben tot voorzieningen. Eiseres betoogt daarbij dat zij als alleenstaande moeder met een minderjarige dochter met medische problematiek moet worden aangemerkt als kwetsbaar, op grond waarvan extra bescherming dient te worden geboden. Als laatste merkt eiseres op dat er in Italië sprake is van wijdverspreide discriminatie, die eiseres en haar dochter aan den lijve hebben ondervonden.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister stelt zich in de bestreden besluit terecht op het standpunt dat eiseres in Italië geen risico loopt op ernstige schade. Uit de verklaringen van eiseres kan worden afgeleid dat er sprake is van moeilijke omstandigheden in Italië. Uit deze verklaringen komt echter niet naar voren dat sprake is van een situatie die zo slecht is dat kan worden gesproken van een schending van artikel 3 van het EVRM. Wat betreft de leefomstandigheden in Italië wordt heeft de minister terecht overwogen dat uit de verklaringen van eiseres is gebleken dat zij zich onvoldoende tot (hogere) autoriteiten, dan wel de daartoe bestemde instanties, heeft gewend om de problemen inzake het ontbreken van werk, huisvesting en kinderbijslag op te lossen. Dit mag wel van eiseres verwacht worden en de minister werpt haar dan ook terecht tegen dat zij onvoldoende inspanningen heeft verricht om haar rechten te effectueren. Uit het verlenen van internationale bescherming blijkt de intentie van autoriteiten in Italië om eiseres te beschermen en te helpen. Dat eiseres stelt geen geldig verblijfsdocument meer te hebben, maakt dit ook niet anders aangezien zij hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar verblijfsdocument niet wordt verlengd. Verder stelt de minister terecht dat eiseres haar klachten jegens de Italiaanse autoriteiten op geen enkele wijze heeft onderbouwd met documenten. Het beroep van eiseres op de uitspraak van zittingsplaats Zwolle slaagt ook niet, aangezien het in die uitspraak ging om vreemdelingen die hun pogingen om hulp in te roepen van de Italiaanse autoriteiten wel hadden onderbouwd. De minister stelt zich verder terecht op het standpunt dat eiseres niet hoeft te worden aangemerkt als een kwetsbaar persoon. Uit haar verklaringen is niet gebleken dat zij volledig afhankelijk is van overheidssteun. Zij heeft in Italië door middel van werk in haar levensonderhoud kunnen voorzien en ook had de dochter van eiseres toegang tot medische zorg.
Mensenhandel
6. Eiseres meent dat een belangrijk aspect van haar relaas niet voldoende is meegewogen in de beoordeling. Zij is slachtoffer van mensenhandel, meer specifiek vrouwenhandel en wenst hiervan aangifte te doen.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister stelt zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt dat dit onderdeel van het relaas van eiseres geen aanleiding vormt om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen. Van eiseres, als statushouder in Italië, mag verwacht worden dat zij bescherming vraagt van de autoriteiten in Italië voor problemen die zij heeft gehad, maar ook problemen die zij in de toekomst gaat krijgen. Niet is gebleken uit de zienswijze, de correcties en aanvullingen op het gehoor of uit de verklaringen van eiseres in het gehoor dat zij op enig moment aangifte heeft gedaan van mensenhandel bij de autoriteiten in Italië, dan wel dat zij geen bescherming kon krijgen van de autoriteiten in Italië tegen de persoon die eiseres naar Italië heeft gebracht.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach - de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Dit volgt uit artikel 3.106a, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
3.Dit volgt uit artikel 3.106a, tweede lid van het Vb 2000.
4.Zie ABRvS 18 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1971, rechtsoverweging 3.2.
5.ECLI:EU:C:2019:219.
6.Uitspraak in de zaken NL24.4458 en NL24.4460 (niet gepubliceerd).