In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiseres, die samen met haar minderjarige dochter asiel heeft aangevraagd, is van mening dat haar aanvraag niet-ontvankelijk is verklaard op basis van het feit dat zij internationale bescherming geniet in Italië. De rechtbank heeft de zaak op 30 oktober 2024 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiseres in Italië geen reëel risico loopt op ernstige schade, en dat de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvraag in stand blijft. Eiseres heeft aangevoerd dat de omstandigheden voor statushouders in Italië problematisch zijn, maar de rechtbank oordeelt dat zij onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat haar situatie in Italië zo slecht is dat deze in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank wijst erop dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij geen toegang heeft tot de nodige voorzieningen en dat zij niet heeft geprobeerd om hulp te vragen bij de Italiaanse autoriteiten. Daarnaast wordt het argument van mensenhandel door de rechtbank verworpen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij bescherming nodig heeft tegen de autoriteiten in Italië. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de minister.