ECLI:NL:RBDHA:2024:18904

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
09-244517-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. dr. B.J. van de Griend
  • mr. drs. H.M. Braam
  • mr. M. de Kock-Molendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door negeren van rood verkeerslicht en onoplettendheid

Op 18 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 mei 2023 te 's-Gravenzande een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte negeerde een rood verkeerslicht en verleende geen voorrang aan een personenauto, wat resulteerde in de dood van de bestuurder van die auto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gehandeld. Tijdens de zittingen op 13 februari en 14 oktober 2024 is het bewijs onderzocht, waaronder verklaringen van de verdachte en getuigen, alsook proces-verbaal van de politie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het negeren van het verkeerslicht en onvoldoende aandacht voor de verkeerssituatie. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 240 uren op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die beroepschauffeur is, en de ernst van het feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-244517-23
Datum uitspraak: 18 november 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] , Turkije,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 13 februari 2024 (pro forma) en 14 oktober 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft het onderzoek na de zitting bij tussenvonnis van 28 oktober 2024 heropend en geschorst teneinde de nabestaanden van [slachtoffer] in de gelegenheid te stellen een schriftelijke slachtofferverklaring in te dienen en teneinde de verdachte gelegenheid te geven daarop te reageren. Op 13 november 2024 is het onderzoek weer gesloten en de dag van de uitspraak bepaald op 18 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.P. Tuinenburg, van de schriftelijke verklaring van de nabestaanden van [slachtoffer] en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R. van Leusden ter zitting en in reactie op de verklaring van de nabestaanden schriftelijk naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te 's-Gravenzande, gemeente Westland als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een
bedrijfsauto met oplegger, daarmede rijdende over de weg, de Maasdijk ter hoogte
van de kruising met de Papedijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- het rood uitstralende verkeerslicht te negeren, en/of
- onvoldoende aandacht te hebben voor de verkeerssituatie en/of overige
verkeersdeelnemers, en/of
- gebruik te maken van zijn telefoon, althans een telefoongesprek te voeren, en/of
- vervolgens in botsing te komen met het voertuig van [slachtoffer] ,
waardoor deze [slachtoffer] werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te 's-Gravenzande, gemeente Westland als
bestuurder van een voertuig, te weten een bedrijfsauto met oplegger, daarmee
rijdende op de weg, de Maasdijk ter hoogte van de kruising met Papedijk, als volgt
heeft gehandeld
hij, verdachte, heeft aldaar
- het rood uitstralende verkeerslicht genegeerd, en/of
- onvoldoende aandacht gehad voor de verkeerssituatie en/of overige
verkeersdeelnemers, en/of
- gebruik gemaakt van zijn telefoon, althans een telefoongesprek heeft gevoerd,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen kan worden verklaard.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Partiële vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het rijgedrag van de verdachte als roekeloos kan worden aangemerkt. De verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank zal de verdachte tevens vrijspreken van het onderdeel “gebruik te maken van zijn telefoon, althans een telefoongesprek te voeren”. Uit het onderzoek in de telefoon van de verdachte is naar voren gekomen dat de applicatie "com.apple.InCallService" op 22 mei 2023 actief was vanaf 10:03:59 tot 10.09.29. Hoewel een later gevoerd 112-gesprek wel kon worden teruggevonden, kon een eventuele gesprekspartner ten aanzien van de genoemde activiteit niet worden achterhaald. Bovendien komt uit het onderzoek naar de tachograaf van de vrachtwagen, alsmede uit het faselog, een tijdstip van het ongeval naar voren van ongeveer 10.03.03, welk tijdstip is gelegen (net) vóór het ingaan van de genoemde activiteit van de applicatie. Daarmee kan naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen worden verklaard dat de verdachte bij het passeren van het rode verkeerslicht een telefoongesprek voerde of anderszins gebruik maakte van zijn telefoon.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023153853, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 42).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 14 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Ik reed op 22 mei 2023 op de Maasdijk te ’s Gravenzande richting Hoek van Holland in een vrachtwagen met oplegger. Ik heb de rotonde genomen en kwam bij het stoplicht ter hoogte van de kruising met de Papedijk. Daar ben ik in aanrijding gekomen met een van rechts komende personenauto. U vraagt mij of ik onderken dat ik bij het stoplicht door rood ben gereden. Ja.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van 25 augustus 2023, voor zover inhoudende (blz. 18):
Op de beelden is te zien dat de personenauto vanaf Heenweg de Maasdijk oprijdt. voor het verkeerslicht stilstaat en bij groen licht oprijdt en linksaf de Maasdijk op rijdt. Tevens is te zien dat te gelijker tijd links op beeld een vrachtwagen met oplegger over de Maasdijk komt aanrijden. Op het moment dat de personenauto de Maasdijk op rijdt wordt hij van links aangereden door de vrachtwagen.
3. Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, opgemaakt op 7 juli 2023, voor zover inhoudende:
Op 22 mei 2023 had te ’s-Gravezande in de gemeente Westland een verkeersongeval plaatsgevonden. Bij dit ongeval waren betrokken:
  • Een personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken 1] .
  • Een bedrijfsauto, voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Een aanhanger, uitgevoerd als oplegger, voorzien van het kenteken [kenteken 3] .
Door mij, verbalisant, is de digitale tachograafdata gedownload van de betrokken bedrijfsauto.
Ik zag dat de digitale tachograaf registreerde in de tijdszone UTC. Deze tijdszone loopt 2 uur achter op de tijdszone in Nederland.
Omstreeks 08:03:03 (UTC tijd) trof ik een registratie aan die paste bij een
verkeersongeval.
Kort samengevat kan als volgt gerapporteerd worden:
De bedrijfsauto was afkomstig van een rotonde en had sindsdien een afstand van 520 meter
afgelegd waarbij de snelheid geleidelijk opliep van 19 km/h tot 56 km/h. Bij het naderen van de verkeerslichten vond geen verandering van rijgedrag (snelheidsverandering) plaats.
De snelheid bleef rond de 56 km/h. De toegestane snelheid ter hoogte van de verkeerslichten
bedroeg 50 km/h.
De eerste confrontatie met de personenauto vond plaats bij 56 km/h. Hierna komt de personenauto in het bereik van de veiligheidssystemen van de bedrijfsauto terecht.
De ritregistratiedata toont overeenkomsten met een automatische (nood)remming waarbij het voertuig onafhankelijk van de bestuurder op een gevaar reageert en een zeer krachtige
(nood)remming inzet tot stilstand.4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 juni 2023, voor zover inhoudende:
In het faselog zag ik dat koplus D11.1 (vlak voor de stopstreep) van richting 11,
werd geactiveerd te 10:02:54.2 uur en werd gedeactiveerd te 10:02:55.6 uur. Ik zag
dat het verkeerslicht van faserichting 11, vanaf 10:02:51.7 uur tot 10:02:57.9 uur,
groen licht uitstraalde.
Het voorgaande hield in dat de personenauto met het kenteken [kenteken 1] via de
rijstrook de stopstreep passeerde terwijl het verkeerslicht voor die rijrichting
minimaal 2,5 seconden groen licht uitstraalde.
In het faselog zag ik dat koplus D02.1 (vlak voor de stopstreep) van richting 02 werd
geactiveerd te 10:02:57.2 uur en werd gedeactiveerd te 10:02:58.5 uur. Ik zag dat het
verkeerslicht van faserichting 02, vanaf 10:02:50.9 uur tot 10:03:02.8 uur, rood
licht uitstraalde.
Het voorgaande hield in dat de bedrijfsauto met het kenteken [kenteken 2] (met daarachter
gekoppeld aanhangwagen met kenteken [kenteken 3] ) de stopstreep passeerde terwijl het
verkeerslicht voor die rijrichting minimaal 6,3 seconden rood licht uitstraalde.
5. Een geschrift, te weten een schouwverslag betreffende [slachtoffer] , opgemaakt op 30 mei 2023 door H.J. Brockhoff, Forensisch arts KNMG, voor zover inhoudende (blz. 40-43):
85 jarige man die tijdens het passeren van een kruispunt in botsing komt met een vrachtwagen.
Hij loopt vele botbreuken van de ribben, sleutelbeen en schouderblad op, waardoor zelfstandig ademen moeizaam gaat. Bij het ontkoppelen van de beademing was hij niet bij kracht om langdurig zelfstandig te ademen. Het opgelopen letsel was niet verenigbaar met het leven.
Conclusie: niet-natuurlijk overlijden
3.4
Bewijsoverwegingen
3.4.1
Inleiding
Op grond van de redengevende feiten en omstandigheden zoals genoemd in de in paragraaf 3.3 weergegeven bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 22 mei 2023, op de Maasdijk te ’s-Gravenzande na het passeren van een rood uitstralend verkeerslicht in botsing is gekomen met een personenauto die na het passeren van een groen uitstralend verkeerslicht de Maasdijk kwam oprijden. De bestuurder van deze personenauto, de heer [slachtoffer] , is overleden aan de verwondingen, opgelopen tijdens dit verkeersongeval.
3.4.2
Is er sprake van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994?
De rechtbank stelt voorop dat het bij de vraag of sprake is van 'schuld' aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerwet 1994 aankomt op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De verdachte heeft verklaard dat hij in zijn beleving groen licht had en zich niet kan herinneren door rood te zijn gereden. Hij gaat ervan uit dat hij abusievelijk heeft gekeken naar het groen uitstralend verkeerslicht van de bestuurder van de personenauto, die vanaf een parallelweg aan de voor de verdachte rechterzijde, de Maasdijk op kwam rijden. Volgens de verdediging is sprake geweest van niet meer dan een “kijkfout” en ontbreekt daarom schuld in bovenbedoelde zin. Gezien de situatie ter plaatse acht de rechtbank het niet aannemelijk dat van een kijkfout als bedoeld door de verdachte sprake is geweest. De verdachte had vanuit zijn positie zicht op een rood uitstralend verkeerslicht boven de weg en nog een tweede verkeerslicht aan de rechterzijde van de weg. De weg waarop hij zich bevond wordt van de parallelweg gescheiden door een berm. Het verkeerslicht op de parallelweg bevindt zich op beduidend grotere afstand van de positie die de verdachte innam, dan de verkeerslichten die voor hemzelf golden. Onvermijdelijk had de verdachte dus eerst zijn eigen verkeerslichten onder ogen gekregen, wilde zijn blik gevangen kunnen worden door het verkeerslicht op de parallelweg. Bovendien had hij in dat geval niet alleen het verkeerslicht op de parallelweg, maar ook de rijdende auto van [slachtoffer] moeten zien. Van een onbewuste kijkfout kan naar het oordeel van de rechtbank al met al geen sprake zijn geweest, te minder nu de verdachte heeft verklaard de situatie ter plaatse goed te kennen en daar vaak te hebben gereden.
De conclusie kan geen andere zijn dan dat de verdachte geen oog heeft gehad voor de verkeerssituatie ter plaatse. Hij is het voor hem geldende rode verkeerslicht zonder te remmen gepasseerd en heeft geen voorrang verleend aan de personenauto van [slachtoffer] . De rechtbank acht bewezen dat de verdachte met dit samenstel aan gedragingen aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gehandeld. Het verkeersongeval is derhalve aan de schuld van de verdachte, als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, te wijten.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 22 mei 2023 te 's-Gravenzande, gemeente Westland als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een
bedrijfsauto met oplegger, daarmede rijdende over de weg, de Maasdijk ter hoogte
van de kruising met de Papedijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- het rood uitstralende verkeerslicht te negeren, en
- onvoldoende aandacht te hebben voor de verkeerssituatie en/of overige
verkeersdeelnemers, en
- vervolgens in botsing te komen met het voertuig van [slachtoffer] ,
waardoor deze [slachtoffer] werd gedood

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een geldboete op te leggen en een rijontzegging voor de duur van twee maanden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval, door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te handelen. Dit is een ernstig strafbaar feit, te meer omdat de verdachte bestuurder was van een zware vrachtwagen.
De rechtbank begrijpt dat de verdachte dit ongeval natuurlijk nooit heeft gewild en dat hij de gevolgen ervan betreurt. Hij had echter als bestuurder meer voorzichtigheid moeten betrachten.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 september 2024. De verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld zodat het strafblad niet in strafvermeerderende of strafverminderende zin wordt meegewogen.
Overige persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt rekening met het feit dat de verdachte als beroepschauffeur zijn rijbewijs nodig heeft.
De straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, neergelegd in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is voor het door “aanmerkelijke schuld” veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij er een slachtoffer is overleden, als uitgangspunt vermeld een taakstraf voor de duur van 240 uren, met een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen door de duur van een jaar.
De rechtbank acht een taakstraf voor de duur van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis, passend en geboden.
Daarnaast acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar, met een proeftijd van twee jaar, passend. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met het beroep van de verdachte en met de omstandigheid dat het bewezen verklaarde feit bijna anderhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden en dat de verdachte in de tussentijd niet opnieuw in aanraking is gekomen met politie en justitie voor overtreding van de Wegenverkeerswet. De voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid heeft tot doel te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit.
Deze straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd. Redengevend hiervoor is dat de rechtbank minder gedragingen en een andere mate van schuld bewezen acht dan de officier van justitie.

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van
1 (EEN) JAAR;
bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door
mr. dr. B.J. van de Griend, voorzitter,
mr. drs. H.M. Braam, rechter,
mr. M. de Kock-Molendijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.F. Schippers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 november 2024.