ECLI:NL:RBDHA:2024:18998

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
C/09/666306 / KG ZA 24-442
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering tot voorschot op schadevergoeding in een verzekeringszaak met betrekking tot brandschade en uitsluitingsclausule

In deze zaak vorderde eiser, een indirect eigenaar van twee bedrijven, een voorschot van € 150.000 op de schadevergoeding voor inboedelschade na een brand die op 17 april 2023 had plaatsgevonden. De brand was vermoedelijk ontstaan in een caravan op het perceel dat door eiser werd gehuurd. Eiser had verschillende verzekeringen afgesloten, waaronder een inboedelverzekering voor het pand waarin de brand had gewoed. De verzekeraar, Univé, weigerde echter de schade te vergoeden op basis van een uitsluitingsclausule in de voorwaarden van de verzekering, die stelde dat er geen dekking was voor schade die ontstond terwijl er illegale activiteiten plaatsvonden. Tijdens het onderzoek na de brand was er een hennepkwekerij aangetroffen in een nabijgelegen pand, wat Univé als reden aanvoerde om de dekking te weigeren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet met grote waarschijnlijkheid kon worden vastgesteld dat de bodemrechter de vordering van eiser zou toewijzen. De rechter concludeerde dat er nader onderzoek nodig was naar de omstandigheden van de brand en de uitsluitingsclausule. Eiser werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten betalen. De vordering tot voorschot werd afgewezen, omdat de voorzieningenrechter niet kon uitsluiten dat Univé een beroep op de uitsluitingsclausule toekwam.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/666306 / KG ZA 24-442
Vonnis in kort geding van 19 juli 2024
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. M.S. Smit te Rotterdam,
tegen:
UNIVE HET GROENE HART BRANDVERZEKERAAR N.V.te Delft,
gedaagde,
advocaat mr. M.S. de Kort-de Wolde te Arnhem.
Partijen worden hierna respectievelijk ‘ [eiser] ’ en ‘Univé’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 mei 2024, met producties 1 tot en met 10;
- de akte houdende producties van [eiser] met producties 11 tot en met 17;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 6.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 17 juni 2024. Tijdens de mondelinge behandeling zijn door de advocaten van beide partijen pleitnotities overgelegd. Vonnis is tijdens de zitting bepaald op 10 juli 2024. Op 3 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter aan partijen bericht dat de vonnisdatum wordt verplaatst naar heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en op grond van wat er tijdens de zitting is besproken gaat de voorzieningenrechter in dit kort geding van de volgende feiten uit.
2.1.
[eiser] is indirect eigenaar van [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) en [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] ).
2.2.
[bedrijf 1] is eigenaar van het perceel aan de [adres 1] te [plaats] waarop in totaal vier panden met nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] zijn gesitueerd. Ook was op dit perceel lange tijd een caravan gesitueerd. Het perceel met de daarop aanwezige panden en caravan is hieronder weergegeven op een luchtfoto (
afbeelding I) en op een situatietekening (
afbeelding II):
2.3.
[eiser] huurde het pand met nummer [nummer 1] van [bedrijf 1] Daarnaast huurde [bedrijf 2] van [bedrijf 1] een ruimte in het pand met nummer [nummer 2] . De op het perceel aanwezige caravan was eigendom van [eiser] .
2.4.
[eiser] heeft zowel voor zichzelf als voor zijn ondernemingen diverse verzekeringsovereenkomsten afgesloten. Het gaat in ieder geval om de volgende verzekeringen:
  • i) een gebouwenverzekering voor de panden met nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] op naam van [bedrijf 1] ;
  • ii) een inventaris- en goederenverzekering voor het pand met nummer [nummer 2] op naam van [bedrijf 2] ;
  • iii) een inboedelverzekering voor het pand met nummer [nummer 1] (particuliere woonverzekering) op naam van [eiser] ;
  • iv) een caravanverzekering op naam van [eiser] .
2.5.
Van de onder (iii) genoemde inboedelverzekering maken deel uit een polisblad, de ‘Voorwaarden woonverzekering versie 2’ (hierna: voorwaarden woonverzekering) en de ‘Algemene voorwaarden versie 3.1’ (hierna: algemene voorwaarden).
2.6.
In het polisblad staat, voor zover relevant, de volgende tekst vermeld:

Particuliere woonverzekering
(…)
Uw gegevensVerzekeringnemer Dhr. [eiser]
Gegevens van uwAdres [adres 1]
woning[postcode] [plaats]
Soort muren (Voornamelijk) steen
Soort dak Traditioneel riet/onderschoten
(Gedeeltelijk) verhuurd Nee
Wat is verzekerd? Inboedel Basis
(…)
BijzonderhedenWoonboerderij
(…)”
2.7.
In de voorwaarden woonverzekering staan, voor zover relevant, de volgende bepalingen:

1.1.1 Uw woning
U verzekert uw woning op het adres genoemd op uw polisblad. U gebruikt de woning uitsluitend particulier en niet zakelijk. Tenzij dit anders op uw polisblad staat.
2.4
Schade terwijl er illegale activiteiten plaatsvinden
Wij betalen niet als de schade komt terwijl er illegale activiteiten plaatsvinden. Hieronder vallen onder andere hennep kweken of een gestolen auto een andere identiteit geven. Het maakt niet uit of u van de activiteiten wist.
(…)
2.7
Schade door brand (brand, bliksem, ontploffing)
2.7.1
Verzekerd
Schade aan opstal en/of inboedel in de woning door:
  • brand; (…)
  • het blussen van een brand;
  • brand in de omgeving;
  • (…)
  • Diefstal tijdens werkzaamheden of maatregelen om gedekte schade te beperken;
  • (…)
2.8.
In de algemene voorwaarden staat, voor zover relevant, de volgende bepaling:

4.1.5 Opzet
Wij vergoeden geen schade als u in strijd met het recht met opzet iets doet of niet doet waardoor schade ontstaat. De in feite toegebrachte schade is hierbij een te verwachten of normaal gevolg van wat u doet of niet doet. Heeft u geen dekking? Dan heeft u dat ook niet voor de schade die mogelijk later nog ontstaat.
De uitsluiting geldt als u zich maatschappelijk ongewenst of crimineel gedraagt. Dat is in ieder geval zo bij gedragingen die een gevaar voor personen of zaken kunnen opleveren, zoals:
  • brandstichting, vernieling en beschadiging;
  • afpersing, bedrog, oplichting, bedreiging, beroving, verduistering, diefstal en inbraak. Ook als u dat met een computer of ander (technisch) hulpmiddel doet;
  • geweldpleging, mishandeling, doodslag en moord.
(…)
2.9.
Op 17 april 2023 heeft er een grote brand gewoed op het perceel aan de [straatnaam] . De brand is vermoedelijk ontstaan in de caravan die op het perceel aanwezig was en de brand is overgeslagen naar de panden op het perceel. Direct na de brand kwam de politie ter plaatse om onderzoek te verrichten. In de bestuurlijke rapportage van de politie Eenheid Den Haag, Basisteam [plaats] van 22 mei 2023 staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:

Aanleiding
Op 17 april 2023 is er op het adres [adres 1] te [plaats] een brand ontstaan in een caravan van de bewoner van genoemd adres. De caravan stond voor de woning (boerderij) van betrokken adres en door vliegvuur is de rieten kap van de betrokken woning in brand gevlogen en hierdoor is er veel schade aan de woning ontstaan.
Tijdens het blussen door de brandweer werd in een deel van de woning, wat later bleek een mogelijk onderverhuurde bedrijfsruimte, een in aanbouw zijnde hennepkwekerij op de zolder aangetroffen. De hennepkwekerij was professioneel aangelegd en was gesitueerd op de zolder van het pand.
Bevindingen
Nadat de brand was geblust is er onderzoek gedaan naar de oorzaak van de brand. Er is ter plaatse door de brandweer geen indicatie gevonden dat de brand door brandstichting is ontstaan.
De BRP ingeschreven bewoner en eigenaar, genaamd [eiser] (…) was ter plaatse samen met zijn vriendin.
(…)
Tijdens het blussen kwamen er naast de bewoner nog drie personen van achter de in brand staande boerderij aangelopen welke aangaven op het terrein van betrokken pand een kamer huren van de eigenaar van de betrokken woning. Deze kamerverhuur vond plaats in een apart gebouw, [adres 2] , op het terrein van betrokken woning maar dit pand hoort wel bij het betrokken adres [adres 1] .[straatnaam] heeft geenBRP inschrijving.
Contact Officier van Justitie
Na ontdekking van de hennepkwekerij is er door officier van justitie (…) opdracht gegeven de hennepkwekerij te ontruimen en te vernietigen.
Op 31 maart 2023 zijn er twee ruimtes, daar de kwekerij uit drie ruimtes bestond, ontruimd en vernietigd. (…)
Onderzoek Stedin
Door netbeheerder is er ter plaatse onderzoek gedaan naar het elktriciteitsnet en er door STEDIN vastgesteld dat er diefstal stroom heeft plaatsgevonden. De rapportage en aangifte is op het moment van schrijven van deze rapportage nog niet beschikbaar.
(…)
Afsluiting
Hoewel er ten tijde van het onderzoek geen verdovende middelen zijn aangetroffen, is naar mijn mening wel voldoende vastgesteld dat men zich wilde gaan bezig houden met de vervaardiging van softdrugs. Als er geen interventie was geweest, dan is het meer dan aannemelijk dat men de exploitatie van een hennepkwekerij had gestart.
(…)
2.10.
Na het uitbreken van de brand heeft [eiser] contact opgenomen met Univé en de door de brand ontstane schade gemeld. Op 20 april 2023 heeft het door [eiser] ingeschakelde expertisebureau [bedrijf 3] aan Univé verzocht om uitkering van een voorschot. Daarop heeft Univé middels het door haar ingeschakelde expertisebureau [bedrijf 4] op 21 april 2023 gereageerd dat zij gedurende het onderzoek geen uitkering zal verstrekken.
2.11.
Univé heeft BMT Netherlands B.V. (hierna: BMT) ingeschakeld om technisch onderzoek te verrichten naar – onder andere – de oorzaak van de brand. Op 22 juni 2023 heeft BMT een rapport uitgebracht. Daarin heeft BMT, samengevat en voor zover in dit kort geding relevant, geconcludeerd dat:
  • i) op de tweede bouwlaag van nummers [nummer 2] en [nummer 3] twee ruimtes voor het kweken van hennep werden aangetroffen, die toegankelijk waren via de trapopgang van nummer [nummer 3] ;
  • ii) de overige ruimtes van nummer [nummer 2] zowel via de toegangsdeuren van nummer [nummer 2] als via de eerste en tweede bouwlaag van nummer [nummer 1] konden worden bereikt;
  • iii) in de vliering van de nummers [nummer 2] en [nummer 3] grote luchtventilatiesystemen aanwezig waren en deze vliering alleen via een ruimte van nummer [nummer 2] te bereiken was;
  • iv) in de achtertuin een dumpplek van circa 8 x 5 x 0,5 meter werd aangetroffen met een zeer grote hoeveelheid potgrond met daarin tientallen plantrestanten (plantenstelen (afgeknipt) in steenwolachtige omhulsels);
  • v) in de laagbouw afwijkingen werden waargenomen in de meterkasten die behoorden tot [nummer 2] en [nummer 3] en het aannemelijk is dat de aangetroffen ‘extra’ bedrading in de twee meterkasten ( [nummer 2] en [nummer 3] ) in de laagbouw naar de twee ‘extra’ groepenonderverdelingen werd gevoerd en functioneerde als voeding voor de kweekruimtes;
  • vi) in een keuringsrapport van Arepa Inspexx van 4 februari 2022 staat vermeld dat er 17 afwijkingen zijn geconstateerd en BMT heeft vastgesteld dat niet alle afwijkingen uit dit rapport waren hersteld;
  • vii) op de tweede bouwlaag van nummer [nummer 4] drie ruimtes met daarin huisraad werden aangetroffen, er een tijdelijke douche was gesitueerd en er een internetkabel via het dakraam naar de laagbouw liep.
2.12.
Ook heeft Univé Confid ingeschakeld om tactisch onderzoek te verrichten. Op 22 juni 2023 heeft Confid een voorlopige rapportage uitgebracht. Daarin vermeldt Confid, voor zover in dit kort geding relevant, diverse bevindingen over de verhuur van nummer [nummer 4] , de technische keuring door Arepa Inspexx, het aantreffen van een hennepkwekerij en de huurster van nummer [nummer 3] . Deze bevindingen worden door Confid als volgt samengevat:

18. Voorlopig resumé
(…)
Verhuur perceel/pand [nummer 4]
  • Op basis van informatie vanuit de gemeente [plaats] blijkt dat er (in ieder geval op het moment van de brand) sprake was van illegale bewoning van het pand/perceel [nummer 4] .
  • Volgens de verzekeringnemer zelf verbleven de huurders (de Polen) daar al ongeveer anderhalf jaar.
  • Er was geen sprake van een huurcontract. De Polen betaalden volgens de verzekeringnemer € 700,00 aan huur per maand.
  • De Poolse bewoner [naam 1] verklaarde dat er ook nog een Nederlandse man op nummer [nummer 4] woonde.
  • Ook door een medewerker van de gemeente werd in de nacht van de brand ter plaatse een Nederlandse man aangetroffen die op nummer [nummer 4] verbleef.
Technische keuring
  • De door de verzekeringnemer aan Univé verstrekte herstelverklaring en overzicht van geconstateerde afwijkingen cq het herstel daarvan (in relatie tot de Arepa rapportage) zijn niet (volledig) naar waarheid opgemaakt.
  • De op de betreffende herstelverklaring (SCIOS Scope 10 inspectie) genoemde meneer [naam 2] heeft de betreffende verklaring nooit gezien en deze is dus ook niet door hem ingevuld en/of ondertekend.
  • Over de lijst met geconstateerde afwijkingen verklaarde de heer [naam 2] dat hij slechts twee van de daarin benoemde punten heeft hersteld.
Bevindingen risicoadres
  • Tijdens het onderzoek van BMT en tijdens het bezoek van ondergetekende aan de schadelocatie zijn er in het pand van verzekeringnemer een (deels ontmantelde) hennepplantage (zonder planten) alsmede diverse aanverwante producten aangetroffen.
  • Uit de (eerste) bevindingen van BMT en tijdens het bezoek van ondergetekende (voor zover als niet gekwalificeerde elektrotechnicus) aan de schadelocatie is gebleken dat er in het pand van verzekeringnemer sprake was van gemanipuleerde meterkasten en/of gemanipuleerde elektriciteitsinstallatie.
  • Door Stedin is politie-aangifte gedaan inzake de door haar na de brand geconstateerde bevindingen op het risicoadres.
Huurster
  • Inzake het door verzekeringnemer aangeleverde (concept) huurcontract is vanuit eigen onderzoek door Univé geconstateerd dat volgens de bestandseigenschappen het document is gemaakt op dinsdag 23 mei 2023 om 15:34 uur. Daarbij is gebruikt gemaakt van een door auteur [naam 3] (de boekhouder) op 14 maart 2023 om 16:13 uur in Word gemaakt document.
  • Uit een door verzekeringnemer verstrekt whatsapp contact met de huurster is door haar in het bericht onder andere vermeld : Na aanleiding van ons gesprek op locatie.
  • Verzekeringnemer verklaarde eerder de huurster nooit fysiek te hebben ontmoet.
  • Uit het whatsappbericht kan niet worden opgemaakt van welke telefoon cq welke telefoonnummer het screenshot van het whatsappbericht is genomen.
  • Volgens verzekeringnemer was er alleen via whatsapp, telefoon en e-mail contact met de huurster. Als bewijs hiervan verstrekt verzekeringnemer slechts twee whatsapp-berichten.”
2.13.
Op zijn beurt heeft [eiser] opdracht gegeven aan het Nederlands Onderzoeksinstituut (hierna: het NLOI) om technisch onderzoek te verrichten naar de oorzaak en omstandigheden van de brand. Op 16 februari 2024 heeft het NLOI een onderzoeksrapport uitgebracht. Daarin heeft het NLOI, voor zover in dit kort geding relevant, de bevindingen als volgt samengevat:

CONCLUSIE
(…)
Het gebouw (woonboerderij) was opgedeeld in 3 huisnummers. De aanwezige verbindingen tussen [nummer 1] en [nummer 2] waren geblokkeerd of in de dagelijkse situatie slotvast afgesloten.
Middels (zonder toestemming van [eiser] ) doorbreking van een scheidingsmuur was een vrije doorgang tussen [nummer 3] en [nummer 2] gecreëerd. Deze doorgang is door leegstand en niet in gebruik zijn van de ingenomen ruimtes, in combinatie met de niet zichtbare barricade van de deuren, niet door [eiser] opgemerkt.
Boven [nummer 2] en [nummer 3] was een geschieden vliering aanwezig die zowel vanuit [nummer 2] als [nummer 3] middels verschillende in het plafond gezaagde openingen te bereiken was.
In [nummer 3] , en de daarbij zonder toestemming ingenomen delen van [nummer 2] , werden in aanbouw zijnde binnenteelruimtes aangetroffen. In de ruimten werd geen vegetatie aangetroffen. Er kon niet worden achterhaald op welk moment de opbouw van deze ruimtes was begonnen en op welk moment de opbouw van deze ruimtes was gestaakt.
Door BMT werd vastgesteld dat de situatie in het gebouw in de weken voorafgaand aan dit technisch onderzoek aanzienlijk was veranderd, inhoudende dat er materialen waren weggenomen, verplaatst en toegevoegd aan de situatie.
In de binnentuin werd een bult gestorte grond met plantenresten aangetroffen. Gezien de omstandigheden kan niet worden vastgesteld op welk moment de bult grond in de binnentuin is geplaatst. Gezien het moment van aantreffen, de vrije toegang tot de locatie en de vastgestelde wijzigingen van de situatie tussen het eerste en tweed deel van het door BMT ingestelde onderzoek in het gebouw, kon niet worden uitgesloten dat de bult aarde na het eerste moment van onderzoek van BMT op de locatie is aangebracht.
2.14.
Bij brief van 8 juni 2023 heeft de advocaat van Univé aan [eiser] kenbaar gemaakt dat Univé zich, op basis van de bevindingen van BMT en Confid en haar eigen bevindingen, voorlopig op het standpunt stelt dat er geen dekking bestaat voor de schade en dat zij voornemens is om de verzoeken tot dekking af te wijzen en het gevraagde voorschot te weigeren. Univé stelt [eiser] in de gelegenheid om binnen veertien dagen op het standpunt van Univé te reageren. Ook schrijft Univé dat zij voornemens is om (i) geen gehoor te geven aan het verzoek om een gewijzigde polis te verstrekken waarop de verhuur van nummer [nummer 3] is toegevoegd en (ii) alle afgesloten verzekeringsovereenkomsten te beëindigen (waaronder die genoemd onder randnummer 2.4, vzr.) en de (persoons)gegevens van [eiser] voor vijf jaar te registreren in haar Incidentenregister en het CBV van het Verbond van Verzekeraars van deze registratie op de hoogte te brengen.
2.15.
In een e-mail van 23 juni 2023 heeft de advocaat van [eiser] erop gewezen dat [eiser] geen onderbouwing of eventuele stukken van Univé heeft ontvangen. Verder wordt het standpunt van Univé in deze e-mail uitgebreid weersproken. Daarnaast handhaaft [eiser] de aanspraak op vergoeding van de schade maakt hij bezwaar tegen de opzegging van de verzekeringen en de inschrijving in de registers.
2.16.
In reactie op deze e-mail heeft de advocaat van Univé op 29 juni 2023 namens haar bericht dat zij de definitieve rapporten van BMT en Confid aan [eiser] zal toesturen en dat [eiser] daar binnen veertien dagen op kan reageren, waarna Univé een definitief standpunt zal innemen over de dekking. Verder schrijft de advocaat van Univé dat Univé ten aanzien van de caravanverzekering (zoals genoemd onder (iv) bij randnummer 2.4, vzr.) bereid is de schade aan de caravan te vergoeden. De reden daarvoor is volgens Univé dat niet is gebleken dat deze verzekering geen uitsluiting wegens illegale activiteiten bevat en het verwijt van te late premiebetaling daar niet speelt.
2.17.
Vervolgens hebben partijen verder gecorrespondeerd en op elkaars standpunten gereageerd. Bij brief van 10 augustus 2023 heeft de advocaat van Univé aan [eiser] meegedeeld dat Univé definitief besluit om geen dekking te verlenen onder de hiervoor bij 2.4 onder (i), (ii) en (iii) genoemde verzekeringen. Verder heeft Univé alle hiervoor bij 2.4 genoemde verzekeringen opgezegd per 10 oktober 2023 en de persoonsgegevens van [eiser] en de aan hem gelieerde bedrijven met ingang van 10 augustus 2023 voor vijf jaar opgenomen in het Intern Verwijzingsregister en de Gebeurtenissenadministratie.
2.18.
Bij brief van 27 september 2023 heeft de advocaat van [eiser] uitgebreid op het standpunt van Univé gereageerd en verzocht om de beslissing te herzien. Dat heeft Univé geweigerd.
2.19.
Op 29 mei 2024 heeft [eiser] Univé in kort geding gedagvaard.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, zakelijk weergegeven, dat Univé wordt veroordeeld om een bedrag van € 150.000,-- aan [eiser] te betalen bij wijze van voorschot op de schadevergoeding voor de inboedelschade, met veroordeling van Univé in de proceskosten.
3.2.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat de schade als gevolg van de brand en de daarbij komende schade is gedekt onder de inboedelverzekering met betrekking tot nummer [nummer 1] . [eiser] is door de brand al zijn bezittingen verloren en de brand heeft op hem een zware mentale en fysieke impact gehad. [eiser] verblijft op dit moment bij familie, maar die toestand is niet langer houdbaar. [eiser] heeft een eigen huis nodig met eigen spullen en hij kan in deze situatie geen bodemprocedure afwachten. Daarom vordert hij in kort geding een voorschot van € 150.000,-- op de door hem geleden schade van in totaal € 190.000,--. Hij heeft de schadevergoeding hard nodig om zijn leven weer enigszins op te kunnen bouwen. Nu [eiser] een (meer dan) aannemelijke vordering heeft, is het restitutierisico minimaal tot nihil.
3.3.
Univé voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
[eiser] vindt dat Univé moet worden veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 150.000,-- op de door Univé op grond van de woonverzekering te vergoeden brandschade aan zijn inboedel in het pand met nummer [nummer 1] . De voorzieningenrechter wijst de vordering van [eiser] af en zal dit oordeel hieronder toelichten.
4.2.
Volgens vaste jurisprudentie is bij het toewijzen van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Onderzocht moet worden of het bestaan van de vordering van [eiser] voldoende aannemelijk is. Dat betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter de vordering van [eiser] zal toewijzen. Daarnaast moet sprake zijn van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Voorts dient in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken te worden.
4.3.
Hoewel Univé niet betwist dat de door [eiser] geclaimde schade conform artikel 2.7.1 voorwaarden woonverzekering in beginsel is gedekt, beroept zij zich onder andere op de uitsluitingsclausule van artikel 2.4 voorwaarden woonverzekering. Daarin staat dat Univé niet betaalt als “
de schade komt terwijl er illegale activiteiten plaatsvinden” (zie bij 2.7 hiervoor). Volgens Univé is sprake van illegale activiteiten, omdat in het gebouw een illegale hennepkwekerij is aangetroffen, illegaal stroom is afgetapt, het pand met nummer [nummer 4] illegaal is onderverhuurd en valsheid in geschrifte is gepleegd in de vorm van een valselijk opgemaakte herstelverklaring voor wat betreft de gebreken aan de elektrische voorzieningen in het gebouw. Dit maakt volgens Univé dat zij niet gehouden is een uitkering aan [eiser] te doen. [eiser] betwist dat Univé een beroep kan doen op deze uitsluitingsclausule en legt daar verschillende argumenten aan ten grondslag.
4.4.
Het betoog van [eiser] (dat de voorzieningenrechter aldus begrijpt) dat Univé haar recht heeft verwerkt om de uitkering onder de inboedelverzekering van nummer [nummer 1] te weigeren, overtuigt de voorzieningenrechter niet. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom de omstandigheid dat Univé de schade aan de caravan aan [eiser] (in privé) en (kennelijk ook) diverse opruimingshandelingen heeft vergoed, tot gevolg heeft dat Univé de uitkering onder de inboedelverzekering van nummer [nummer 1] niet meer kan weigeren. Dat Univé met het uitkeren van een vergoeding voor de schade aan de caravan en diverse opruimingshandelingen bij [eiser] het vertrouwen zou hebben gewekt dat zij dus ook de door [eiser] in privé geleden schade (dus ook die gedekt door de woonverzekering) zou uitkeren is, mede gelet op de inhoud van de correspondentie die tussen partijen is gevoerd, niet aannemelijk.
4.5.
Niet in geschil is dat op de tweede bouwlaag in de panden met nummers [nummer 2] en [nummer 3] materialen voor het kweken van hennep zijn aangetroffen. Partijen verschillen wel van mening of sprake is geweest van een actieve hennepkwekerij. Nu zowel de bestuurlijke rapportage van de politie als het rapport van het door [eiser] ingeschakelde NLOI spreken van een in aanbouw zijnde hennepkwekerij, zal worden uitgegaan van een hennepkwekerij in aanbouw. Univé stelt dat daarmee sprake is van een illegale activiteit als bedoeld in de uitsluitingsclausule van artikel 2.4 voorwaarden woonverzekering. [eiser] weerspreekt dit standpunt van Univé; hij wijst erop dat de vondst niet is gedaan in het pand met nummer [nummer 1] (het onder de inboedelverzekering verzekerde adres), maar in het pand ernaast. Artikel 2.4 voorwaarden woonverzekering bepaalt volgens [eiser] dat de illegale activiteiten betrekking moeten hebben op het verzekerde adres (nummer [nummer 1] ), zodat de vondst in het belendende pand volgens hem geen gevolgen heeft voor een uitkering onder de inboedelverzekering.
4.6.
Of de hennepkwekerij (in aanbouw) in het belendende pand een beroep op de uitsluitingsclausule van artikel 2.4 voorwaarden woonverzekering rechtvaardigt, valt in dit kort geding niet goed te beoordelen en dus ook zeker niet uit te sluiten. Anders dan [eiser] suggereert, lijkt niet irrelevant dat [eiser] (indirect) DGA is van [bedrijf 1] (die zowel nummer [nummer 1] als nummers [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] in eigendom heeft) en van [bedrijf 2] (die een ruimte in nummer [nummer 2] huurde) en dat nummer [nummer 2] – via een of meer (mogelijk afgesloten) tussendeuren – vanuit nummer [nummer 1] kon worden bereikt. De hennepkwekerij bevond zich dan wel niet in de woning, maar in het nabij de woning gelegen deel van het pand waarin [eiser] woonde. [eiser] beroept zich erop dat hij niets wist van de bouw van een hennepkwekerij; voor zover dat relevant is, is daarvoor nader onderzoek nodig. Voor zover dat niet relevant is (zie artikel 2.4 van de voorwaarden, waarin vermeld is: “
Het maakt niet uit of u van de activiteiten wist
)moet beoordeeld worden of een beroep op deze illegale activiteit op het adres [nummer 2] / [nummer 3] wel aan [eiser] kan worden tegengeworpen in het kader van de woonverzekering. Dat deze beoordeling thuishoort in een bodemprocedure wordt nog geïllustreerd doordat Univé stelt dat de gang van zaken rond de verhuur van [nummer 3] argwaan bij haar heeft gewekt. In dat kader wijst Univé erop dat Confid heeft geconstateerd dat het digitale (concept)huurcontract met de huurster van [nummer 3] pas ná de brand is opgemaakt, dat [eiser] heeft verklaard dat de huurster van [nummer 3] een ‘struikrover’ is en dat [eiser] de huurster van [nummer 3] nooit fysiek heeft ontmoet terwijl de door hem verstrekte Whatsapp-correspondentie met de huurster anders suggereert. Dat het begrip ‘struikrover’, ontsproten aan het kleurrijke taalgebruik van [eiser] , niet uitvergroot moet worden – zoals [eiser] betoogt – wil de voorzieningenrechter aannemen, maar de overige omstandigheden, hiervoor genoemd, doen los daarvan (ook) vraagtekens rijzen.
4.7.
Verder brengt Univé nog andere omstandigheden naar voren die volgens haar een beroep op artikel 2.4 voorwaarden woonverzekering rechtvaardigen. Het betreft de door BMT en Confid onderzochte kwestie met betrekking tot de valselijk opgemaakte herstelverklaring van de heer [naam 2] , de waargenomen afwijkingen met betrekking tot de elektriciteitsbedrading en de door Univé gestelde illegale onderverhuur van het pand met nummer [nummer 4] . [eiser] weerspreekt deze stellingen van Univé en wijst erop dat ook deze stellingen niet van belang zijn voor de beoordeling van het beroep op artikel 2.4 voorwaarden woonverzekering. De voorzieningenrechter stelt vast dat ook ten aanzien van deze omstandigheden geldt dat daar in dit kort geding geen nader onderzoek naar kan worden gedaan. Evenmin is eenvoudig te beoordelen of deze omstandigheden – aangenomen dat [eiser] daarvan wetenschap had of had behoren te hebben – rechtvaardigen dat Univé uitkering onder de woonverzekering weigert.
4.8.
Kortom: op dit moment kan niet worden uitgesloten dat Univé een beroep toekomt op de uitsluitingsclausule van artikel 2.4 voorwaarden woonverzekering. Nader (feiten)onderzoek en een meer intensieve beoordeling van de invloed die de diverse feiten en omstandigheden (kunnen) hebben op (de uitkeringsplicht onder) de woonverzekering is nodig, en dat zal in een bodemprocedure moeten gebeuren. De vraag of en in hoeverre de uitsluiting bedoeld in artikel 2.4 voorwaarden woonverzekering (onder de gegeven omstandigheden) vernietigbaar is op grond van artikel 6:237 aanhef en sub h BW is ook typisch een vraag die in dit geval door de bodemrechter moet worden beantwoord. Dat geldt evenzeer voor de stelling van [eiser] dat een beroep op de uitsluitingsclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, onder meer wegens het ontbreken van causaal verband tussen de illegale activiteiten en de brand.
4.9.
De voorzieningenrechter concludeert dat niet met een grote mate van waarschijnlijkheid valt te zeggen dat de bodemrechter de vordering van [eiser] zal toewijzen. Dat betekent dat de vordering van [eiser] de relatief hoge lat die geldt voor geldvorderingen in kort geding niet heeft gehaald. Er is daardoor geen ruimte voor toewijzing van het gevorderde voorschot. De vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.
4.10.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Univé worden begroot op:
- griffierecht € 6.617,--
- salaris advocaat € 1.107,--
- nakosten € 178,-- (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 7.902,--

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 7.902,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 92,-- extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.
fjs