ECLI:NL:RBDHA:2024:19001
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.S. de Vries
- T.J. Engberts
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van een asielaanvraag van een Somalische eiser
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Somalische eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1984, diende op 5 juni 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in, welke door de minister op 14 augustus 2024 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 24 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank concludeert dat de niet-ontvankelijkverklaring terecht is, omdat eiser niet voldoende nieuwe feiten heeft aangedragen die zijn aanvraag zouden rechtvaardigen. Eiser had eerder een asielaanvraag die was toegewezen, maar zijn verblijfsvergunning werd in 2017 ingetrokken vanwege zware geweldsmisdrijven en een inreisverbod. Eiser stelde dat hij als afvallige in Somalië gevaar loopt, maar de rechtbank oordeelt dat hij dit niet voldoende heeft onderbouwd in zijn gehoor.
De rechtbank constateert bovendien dat het bestreden besluit onterecht was ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in plaats van de minister van Asiel en Migratie. Dit gebrek wordt echter gepasseerd, omdat er geen schade voor eiser is aangetoond. De rechtbank wijst erop dat de minister de asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser niet heeft voldaan aan de samenwerkingsplicht door geen nieuwe feiten te presenteren. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en er wordt informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.