ECLI:NL:RBDHA:2024:1904
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van vervolgberoep inzake maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet
Op 19 februari 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser een maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Deze maatregel is sindsdien voortgezet. De staatssecretaris heeft de rechtbank op 7 februari 2024 geïnformeerd over de voortduring van de bewaring, wat door de rechtbank is gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Eiser had echter al op 18 januari 2024 een vervolgberoep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring, waarover op 7 februari 2024 nog geen beslissing was genomen.
De rechtbank heeft op 13 februari 2024 het vooronderzoek gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting zou worden behandeld. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. Gezien het feit dat er nog geen beslissing was genomen op het eerdere vervolgberoep, kon het nieuwe beroep niet worden ingesteld. Dit is in lijn met artikel 96, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, dat bepaalt dat een vervolgberoep pas kan worden ingesteld nadat op het laatste beroep is beslist. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Desondanks heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn ontstaan door de kennisgeving van de voortduren van de bewaring. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 875,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. L.G.C. Lelifeld, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.