ECLI:NL:RBDHA:2024:19047

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
NL24.21684
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het verzoek van verzoekers om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de proceskosten afgewezen. Dit verzoek volgde op de intrekking van hun beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister. De rechtbank heeft op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan op de aanvraag van verzoekers, die eerder in 2023 een beroep hadden ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op hun aanvraag van 9 augustus 2022. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 15 maart 2024 het beroep gegrond verklaard en de minister een beslistermijn van acht weken opgelegd, met een dwangsom van € 100,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 7.500,-.

De rechtbank overweegt dat volgens het landelijk beleid van 25 maart 2020 een opvolgend beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk wordt verklaard als het is ingesteld voordat de maximale dwangsom is volgelopen. Verzoekers hebben hun tweede beroep op 21 mei 2024 ingediend, terwijl de maximale dwangsom nog niet was volgelopen. Hierdoor concludeert de rechtbank dat er geen sprake was van een ontvankelijk beroep en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek wordt dan ook afgewezen als kennelijk ongegrond.

De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Verzoekers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21684

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

v-nummer: [nummer],

[naam],

v-nummer: [nummer],

[naam],

v-nummer: [nummer],

[naam],

v-nummer: [nummer],

[naam],

v-nummer: [nummer],

[naam],

v-nummer: [nummer],
gezamenlijk: verzoekers,
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Overwegingen

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het verzoek om de minister te veroordelingen in de vergoeding van de proceskosten. Het verzoek is ingediend nadat verzoekers hun beroep tegen het niet tijdig beslissen hebben ingetrokken. De minister heeft op 17 oktober 2024 op de aanvraag van verzoekers beslist.
2. Omdat het verzoek als kennelijk ongegrond wordt afgewezen, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dat is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Verzoekers hebben eerder, in 2023, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag van 9 augustus 2022. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van 15 maart 2024 dat beroep gegrond verklaard en een beslistermijn van acht weken opgelegd. Wanneer de minister hier niet aan voldeed verbeurde hij een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-.
5. De rechtbank overweegt dat volgens het landelijk beleid van 25 maart 2020 een opvolgend beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk wordt verklaard als het is ingesteld voordat de maximale dwangsom is volgelopen. [1] Verzoekers hebben het tweede (onderhavige) beroep tegen het niet tijdig beslissen ingediend op 21 mei 2024. Dat betekent dat de maximale dwangsom nog niet was volgelopen.

Conclusie en gevolgen

6. Nu er geen sprake was van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekend gemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/beleidslijn-beroepen-niet-tijdig-vr.pdf.