In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 1 november 2023 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, waarop partijen hebben ingestemd. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen.
De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De minister van Asiel en Migratie had uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar deze termijn is met drie maanden verlengd. De rechtbank constateert dat de termijn is verstreken en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer, waarin het ‘first in first out’ (fifo)-principe is vastgesteld. De minister heeft aangegeven dat de aanvraag inmiddels is toegewezen aan een behandelaar en dat er een DNA-onderzoek zal plaatsvinden. De rechtbank acht het mogelijk dat de minister binnen zestien weken een besluit kan nemen. Tevens wordt de minister een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, de minister zestien weken de tijd krijgt om een besluit te nemen, en dat de minister de proceskosten van eiseres moet vergoeden tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in beroep te gaan.