In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) behandeld. De aanvraag, die op 1 juni 2023 is ontvangen, betreft verblijf als familie- of gezinslid bij de referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen.
De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De minister van Asiel en Migratie had uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar deze termijn is met drie maanden verlengd. De rechtbank constateert dat de termijn is verstreken en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank legt de minister een nieuwe beslistermijn op, rekening houdend met het fifo-principe, en bepaalt dat de minister vóór 1 maart 2025 een beslissing moet nemen. Tevens wordt de minister een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. Eiseres krijgt gelijk, en de minister wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.