In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 19 november 2024, wordt er beslist over een verzoek tot proceskostenvergoeding door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen, wat betekent dat de verzoeker in het gelijk is gesteld. De zaak betreft een beroep dat niet tijdig is behandeld, waarbij de minister uiteindelijk alsnog een beslissing heeft genomen op de aanvraag van de verzoeker, die dateert van 24 oktober 2021. Dit leidde tot de mogelijkheid voor de rechtbank om de minister te veroordelen in de proceskosten, zoals geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan de verzoeker tegemoet is gekomen, wat de basis vormde voor de proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met een puntwaarde van € 875,- en een wegingsfactor van 0,5. De uitspraak is openbaar gemaakt en de verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.