In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 10 januari 2024 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hiermee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb, het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaald dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling. De minister moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen, maar deze termijn is met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken en dat eiser de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld.
Het beroep is gegrond verklaard. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het fifo-principe. De minister heeft aangegeven de aanvraag van eiser in juli 2025 in behandeling te kunnen nemen, wat betekent dat de minister vóór 29 september 2025 een beslissing op de aanvraag moet nemen. De rechtbank legt de minister een dwangsom op van € 100,- voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank stelt ook de hoogte van de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50 en moet het betaalde griffierecht aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en de minister is op de hoogte gesteld van de gevolgen van deze uitspraak.