ECLI:NL:RBDHA:2024:19104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
NL24.12885
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Russische nationaliteit wegens onvoldoende bewijs van mobilisatiegevaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser, een Russische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 29 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 26 februari 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 1 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. Eiser stelt dat hij vreest voor mobilisatie als reservist in Rusland, gezien zijn militaire achtergrond. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk een reëel risico loopt om opgeroepen te worden. De rechtbank wijst erop dat eiser geen mobilisatieoproep heeft ontvangen en dat de minister terecht heeft gesteld dat de algemene situatie in Rusland niet voldoende bewijs biedt voor de vrees van eiser. De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond, en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 november 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.12885
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] ,V-nummer: [V nummer] , eiser, (gemachtigde: mr. H. Loth),
en
de minister van Asiel en Migratie1,de minister, (gemachtigde: mr. R. Mandersloot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Russische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1999. Hij heeft op 29 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 26 februari 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 1 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de heer M. Abrahamian als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van eiser ongegrond is. Hiema legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is uit Rusland vertrokken omdat hij vreest als reservist te worden gemobiliseerd. Eiser geeft aan dat hij in de hoogste risicogroep valt omdat hij in de periode juli 2019 tot juli 2020 als matroos zijn militaire dienstplicht heeft vervuld en in dat kader opleidingen heeft gevolgd. Eiser heeft in
1 voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid..
juni 2022 via zijn zus een brief ontvangen van het militaire commissariaat waarin hem wordt verzocht zich voor 30 juni 2022 te melden voor de vaststelling van zijn persoonsgegevens. Eiser denkt dat dit een voorbode dan we! een (verkapte) oproep betreft voor mobilisatie in het leger. Na het ontvangen van de oproep is hij nog ongeveer vijf keer gebeld door het militaire commissariaat, waarbij hij eenmaal direct heeft opgehangen en daama niet meer heeft opgenomen. Op 23 september 2022 heeft eiser op legale wijze Rusland verlaten.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister een tweetal relevante elementen:
• ldentiteit, nationaliteit en herkomst;
• Oproep reservistendienst.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verder volgt de minister eiser wel in die zin dat hij in juni 2022 een brief heeft ontvangen met een oproep tot registratie van zijn persoonsgegevens maar acht de minister het niet geloofwaardig dat dit een voorbode dan we! een oproep was om te dienen in reservistendienst. De minister stelt zich op het standpunt dat eiser gelet op de geloofwaardig geachte elementen geen vluchteling is zoals bedoeld in het vluchtelingenverdrag en eveneens geen risico loopt op emstige schade bij terugkeer. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond en heeft aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van e1ser.
7. Eiser is van mening dat de minister ten onrechte stelt dat hij kan terugkeren naar Rusland omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer opgeroepen zal worden als reservist voor het Russische leger. Ter ondersteuning van zijn standpunt haalt hij de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 1 september 20232 aan. Hij voert aan dat hij vanwege zijn achtergrond, te weten de door hem opgedane ervaring en gevolgde opleidingen tijdens zijn militaire dienstplicht, bij terugkeer zeker gemobiliseerd zal warden. Ter onderbouwing van zijn stelling dater nog altijd wordt gemobiliseerd heeft eiser in beroep verder een artikel van BNR, geplaatst op 26 maart 2024 en aangepast op 4 april 2024, overgelegd. Hieruit blijkt dat Rusland nog eens 300.000 Russen wil mobiliseren.
8. De rechtbank stelt vast dat eiser geen mobilisatieoproep heeft ontvangen en dat partijen het er over eens zijn dat de Russische autoriteiten eiser mogelijk kunnen oproepen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser het aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reeel risico loopt dat de Russische autoriteiten hem daadwerkelijk zullen oproepen. De rechtbank volgt de minister in bet standpunt dat eiser dat niet aannemelijk heeft gemaakt.
9. De uitspraak van deze rechtbank van 1 september 2023 die door eiser is aangehaald, is bij uitspraak van de Afdeling van 8 mei 2024 vemietigd3. De zaak waarover de Afdeling
2 ECLI:RBDHA:2023:19444
een oordeel heeft gegeven is in die zin vergelijkbaar met die van eiser dat de vreemdeling in die zaak ook geen oproep voor mobilisatie had ontvangen. Onder verwijzing naar het algemeen ambtsbericht Russische Federatie van de minister van Buitenlandse Zaken van maart 2023 (hiema: bet ambtsbericht), bet rapport van bet European Union Agency for Asylum van 3 oktober 2023, 'Major developments in the Russian Federation in relation to military service' (hiema: het EUAA-rapport) en de krant 'Novaja Gazeta' heeft de Afdeling niet aannemelijk geacht dat deze vreemdeling bij terugkeer een reeel risico loopt dat de Russische autoriteiten hem zullen oproepen in het kader van de mobilisatie. De algemene landeninformatie gaf de Afdeling daartoe geen aanleiding.
I 0. Dater verschillende categorieen reservisten zijn en dat eiser, mede wegens zijn achtergrond, behoort tot de hoogste (eerste) categorie, heeft de minister onvoldoende mogen vinden om wel een reeel risico aan te nemen. Uit het ambtsbericht blijkt immers dat het bier nog steeds gaat om een hele grote groep van circa 5,5 miljoen Russen.4 Eiser is niet opgeroepen en dat uit het ambtsbericht volgt dat de Russische autoriteiten, ook nadat het Ministerie van Defensie eind oktober 2022 heeft aangegeven dat de mobilisatie is afgerond, nog reservisten hebben opgeroepen, betekent niet dat eiser bij terugkeer een reeel risico loopt.5 De mobilisatie vindt niet op dusdanige schaal plaats dat het overgrote dee! van de Russische reservisten daadwerkelijk een oproep krijgt.6 Het overgrote dee! van de Russische reservisten, ook degenen die zoals eiser in de hoogste categorie vallen, heeft daarom niet te vrezen daadwerkelijk gemobiliseerd te worden.
11. Ook met bet overgelegde artikel van BNR van april 2024 met de titel 'Rusland wil
300.000 reservisten mobiliseren voor grote aanval op Kharkiv' heeft eiser niet voldoende aannemelijk gemaakt dat hij daadwerkelijk zal worden opgeroepen voor mobilisatie. Uit dit artikel blijkt niet dat eiser tot de groep behoort die wordt gemobiliseerd en ook deels lijkt dit artikel te zijn gebaseerd op speculatie. Eiser heeft verder geen individuele omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat juist hij een reeel risico loopt dat de Russische autoriteiten hem daadwerkelijk zullen oproepen in het kader van mobilisatie. Eiser heeft geen oproep ontvangen, is geen actief reservist en heeft het land na controle legaal kunnen verlaten. Ook heeft eiser na de brief van juni 2022 en de gestelde telefonische contacten in dezelfde periode niets meer van de Russische autoriteiten gehoord, ook niet via zijn familie. De briefvanjuni 2022 bevat verder ook enkel een oproep tot vaststellen van persoonsgegevens en daarmee een onvoldoende onderbouwing voor de stelling van eiser dat hij een reeel risico loopt om als reservist te worden opgeroepen.

Conclusie en gevolgen

12. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
4 Algemeen ambtsbericht Russische Federatie van maart 2023, p. 52.
5 Algemeen ambtsbericht Russische Federatie van maart 2023, p. 56-57.
6 Zie ook de uitspraak van de ABRvS van 8 mei 2024.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L.W. Slycke - van Dort, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 november 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.