ECLI:NL:RBDHA:2024:19147

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
NL23.31462 en NL23.31464
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding proceskosten in asielprocedure na inwilliging aanvragen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt de vergoeding van proceskosten behandeld in het kader van asielaanvragen van twee verzoekers. De verzoekers, gehuwd en met dezelfde asielaanvragen, hebben op 4 oktober 2023 beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op hun aanvragen. Op 29 november 2023 heeft de Staatssecretaris de aanvragen ingewilligd, waarna de verzoekers hun beroepen hebben ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat dit niet nodig werd geacht. De Staatssecretaris heeft geen bezwaar gemaakt tegen de verzoeken om proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelt dat de verzoekers recht hebben op vergoeding van hun proceskosten, omdat de Staatssecretaris pas na het indienen van het beroep heeft beslist. De zaken van de verzoekers hangen samen, en daarom wordt de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in één zaak wordt toegekend. De rechtbank kent een bedrag van € 437,50 toe, gebaseerd op de werkzaamheden van de rechtsbijstandverlener en de wegingsfactor voor de overschrijding van de beslistermijn. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 11 april 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31462 en NL23.31464

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2], verzoekers V-nummer: [V nummer 1] en [V nummer 2]
(gemachtigde: mr. L. Sinoo), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoeken van verzoekers om vergoeding van hun proceskosten. Verweerder heeft gereageerd op de verzoeken.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1 Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen.2
3. Verzoekers hebben op 4 oktober 2023 beroep ingesteld, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun asielaanvragen. Bij besluit van 29 november 2023 heeft verweerder de asielaanvragen van verzoekers ingewilligd. Verzoekers hebben daarna de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft gereageerd op de verzoeken van de verzoekers en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekers te vergoeden.
5. Omdat verweerder pas nadat verzoekers in beroep zijn gegaan op de aanvragen heeft beslist, krijgen verzoekers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. De rechtbank is van oordeel dat de zaken van verzoekers met elkaar samenhangen. Verzoekers zijn met elkaar gehuwd en verzoekers hebben op dezelfde dag een asielaanvraag ingediend. Zij ontvangen ook rechtsbijstand van dezelfde
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
rechtsbijstandverlener, voor wie de werkzaamheden in beide zaken bijna identiek waren. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in één zaak wordt toegekend. Het bedrag wordt toegekend in de zaak met het kenmerk NL23.31462. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat verzoekers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hun een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van
€ 437,50. Het bedrag wordt toegekend in de zaak met het kenmerk NL23.31462.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Khalloufi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 april 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.