ECLI:NL:RBDHA:2024:19147
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vergoeding proceskosten in asielprocedure na inwilliging aanvragen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt de vergoeding van proceskosten behandeld in het kader van asielaanvragen van twee verzoekers. De verzoekers, gehuwd en met dezelfde asielaanvragen, hebben op 4 oktober 2023 beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op hun aanvragen. Op 29 november 2023 heeft de Staatssecretaris de aanvragen ingewilligd, waarna de verzoekers hun beroepen hebben ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat dit niet nodig werd geacht. De Staatssecretaris heeft geen bezwaar gemaakt tegen de verzoeken om proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelt dat de verzoekers recht hebben op vergoeding van hun proceskosten, omdat de Staatssecretaris pas na het indienen van het beroep heeft beslist. De zaken van de verzoekers hangen samen, en daarom wordt de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in één zaak wordt toegekend. De rechtbank kent een bedrag van € 437,50 toe, gebaseerd op de werkzaamheden van de rechtsbijstandverlener en de wegingsfactor voor de overschrijding van de beslistermijn. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 11 april 2024.