In deze uitspraak beslist de rechtbank Den Haag over het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De aanvraag is op 12 februari 2024 ontvangen, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit besluit is genomen zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eisers hebben eerder op 13 september 2024 een eerste beroep ingediend tegen het niet tijdig beslissen op dezelfde aanvraag, met zaaknummer NL24.35823. Op dezelfde datum hebben zij ook een tweede beroep ingediend, dat leidt tot de huidige uitspraak met zaaknummer NL24.35828. De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of eisers procesbelang hebben bij de beoordeling van hun tweede beroep. De rechtbank concludeert dat dit procesbelang ontbreekt, omdat er al een uitspraak is gedaan op het eerste beroep.
De rechtbank merkt op dat eisers geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben aangevoerd die relevant zijn voor hun tweede beroep. Daarom is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.