ECLI:NL:RBDHA:2024:19196

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
NL23.8853
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het bestuursrecht, specifiek gericht op vreemdelingenrecht. Verzoekster, een onbekende partij, had eerder een aanvraag ingediend bij de minister van Asiel en Migratie, welke op 5 oktober 2022 werd afgewezen. Na het indienen van bezwaar heeft de minister op 30 mei 2024 het bezwaar gegrond verklaard, wat leidde tot het intrekken van het verzoek om voorlopige voorziening door verzoekster. Verzoekster vroeg echter ook om een proceskostenvergoeding, waarop de minister aangaf dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan over het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechter overwoog dat de minister weliswaar tegemoet was gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening, maar dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Dit was omdat de minister het bestreden besluit niet had herroepen wegens een aan haar te wijten onrechtmatigheid. Bovendien had verzoekster de gevraagde bewijsmiddelen pas na het indienen van bezwaar en het verzoek om voorlopige voorziening overgelegd, wat betekende dat er geen sprake was van een volledige tegemoetkoming door de minister.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8853

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoekster,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoekster afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 30 mei 2024 heeft de minister het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
De minister heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat geen aanleiding bestaat tot een veroordeling in de proceskosten.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is de minister in beginsel tegemoet gekomen aan het verzoek om een voorlopige voorziening.
4. De minister is weliswaar tegemoetgekomen aan het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De minister heeft het bestreden besluit niet herroepen wegens een aan haar te wijten onrechtmatigheid. Vastgesteld kan worden dat verzoekster de gevraagde bewijsmiddelen pas na het indienen van bezwaar en het verzoek om een voorlopige voorziening, in het kader van een gewijzigde aanvraagprocedure heeft overgelegd. Er is in die zin dan ook geen sprake van het door de minister geheel of gedeeltelijk aan verzoekster tegemoet komen zoals bedoeld in de Awb. De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.