In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. G.H.P. Buren, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling. De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een betrokkene een ingebrekestelling moet indienen als er niet tijdig op een aanvraag wordt beslist. Eiser heeft een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat de beslistermijn voor zijn aanvraag nog niet was verstreken, omdat deze was verlengd met negen maanden op basis van het besluit WBV 2022/22. Hierdoor was de ingebrekestelling prematuur en voldeed eiser niet aan de voorwaarden voor het indienen van beroep. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en bekendgemaakt op 9 april 2024.