ECLI:NL:RBDHA:2024:19220
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in asielzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.E. Stassen-Buijs, had beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris op 13 februari 2023 de aanvraag van de verzoeker heeft ingewilligd, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en om proceskostenvergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, gezien de aard van de zaak.
De rechtbank overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Aangezien de Staatssecretaris pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op vergoeding van de gemaakte proceskosten. De rechtbank heeft de hoogte van de vergoeding vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn.
De uitspraak is openbaar gemaakt en de verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De rechter, mr. R.J.A. Schaaf, heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van griffier mr. N. Khalloufi.