ECLI:NL:RBDHA:2024:19241

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
NL24.34740
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het verzoek van de verzoeker om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen tot vergoeding van proceskosten afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzoeker had eerder op 9 juli 2024 een beroep ingediend tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag, en op 5 september 2024 nogmaals een beroep tegen hetzelfde onderwerp. De rechtbank had op 13 september 2024 het beroep van 9 juli 2024 gegrond verklaard en de minister een nieuwe beslistermijn gegeven.

De rechtbank beoordeelt of de verzoeker procesbelang had bij het beroep van 5 september 2024. De rechtbank concludeert dat dit procesbelang ontbreekt, omdat er al een beslissing was genomen op het eerdere beroep. Hierdoor kan de rechtbank niet twee keer oordelen over hetzelfde niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep en dat de minister niet geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de verzoeker, zoals bedoeld in artikel 8:57a van de Awb. Daarom wordt het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Verzoekers die het niet eens zijn met deze uitspraak kunnen binnen zes weken een verzetschrift indienen bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34740

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

v-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Overwegingen

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het verzoek om de minister te veroordeling in de vergoeding van de proceskosten van verzoeker.
2. Omdat het verzoek als kennelijk ongegrond wordt afgewezen, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Verzoeker heeft op 9 juli 2024 (NL24.27653) een beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag ingediend. Op 5 september 2024 is door verzoeker nogmaals een beroep tegen het niet tijdig beslissen op dezelfde aanvraag ingediend. Bij uitspraak van
13 september 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van 9 juli 2024 tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van verzoeker gegrond verklaard en de minister een nieuwe beslistermijn gegeven on alsnog een besluit bekend te maken.
5. De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of verzoeker procesbelang zou hebben gehad bij een beoordeling van het beroep van 5 september 2024. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt dit procesbelang. Er is door deze rechtbank en zittingsplaats immers al beslist op een beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van verzoeker. Aangezien de rechtbank niet twee keer kan beslissen op een beroep gericht tegen hetzelfde niet tijdig nemen van een besluit dat hetzelfde doel dient, namelijk het verzoek tot het opleggen van een beslistermijn aan de minister, heeft verzoeker geen belang gehad bij het beroep van 5 september 2024, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.

Conclusie en gevolgen

6. Nu er geen sprake zou zijn geweest van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank met de beslissing van de minister van 19 september 2024 geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:57a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.