4.4.Vrijspraak
Ten aanzien van feit 1: deelname aan een criminele organisatie
Juridisch kader
Naar vaste rechtspraak is van een ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) sprake als het gaat om een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat het plegen van misdrijven als oogmerk heeft. Dit samenwerkingsverband kan blijken uit gemeenschappelijke regels of doelstellingen, maar ook uit het bestaan van een zekere gelaagdheid en/of rolverdeling tussen de verschillende deelnemers. Er is reeds sprake van een dergelijke organisatie wanneer één persoon en minimaal één of meer anderen voor een door hen gesteld doel samenwerken. Het optreden als eenheid is geen absolute voorwaarde. Ook hoeft er geen sprake te zijn van formeel afgebakende taken, maar het samenwerkingsverband moet wel meer dan een incidenteel karakter hebben. Van een duurzaam, min of meer gestructureerd samenwerkingsverband kan al blijken als er gedurende een vaste periode door bepaalde personen volgens een vast patroon wordt samengewerkt. Niet noodzakelijk is daarbij dat het steeds dezelfde personen betreft, wel dient er sprake te zijn van een vaste kern.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het ‘oogmerk’ tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is. Het oogmerk hoeft niet in de tenlastelegging nader te zijn omschreven, maar moet uit de bewijsvoering blijken. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de betrokkene heeft samengewerkt met of bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie. De deelneming moet voor de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijkere rol vervulden dan de betrokkene. Voor deelneming is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. De betrokkene hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd. Niet elke bijdrage kan leiden tot het oordeel dat iemand deel uitmaakt van een criminele organisatie. De bijdrage dient een zekere duur en intensiteit te hebben.
De rechtbank zal aan de hand van het juridisch kader beoordelen of er sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, of dat samenwerkingsverband tot oogmerk had het plegen van misdrijven en, zo ja, of [verdachte] heeft deelgenomen aan die criminele organisatie en in welke rol.
Duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat er sprake is van een samenwerking tussen verschillende personen en dat die samenwerking kan worden gekwalificeerd als een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. Daarvoor is redengevend dat de samenwerking die de rechtbank in dit dossier ziet, zich kenmerkt door een zekere gelaagdheid en rolverdeling, professionaliteit en duurzaamheid. Hieronder licht de rechtbank dat toe.
Uit de verschillende zaaksdossiers blijkt dat er in de ten laste gelegde periode sprake was van de volgende specifieke werkwijze, waarbij telkens meerdere personen, ieder met een eigen rol, betrokken waren.
Op datingsites werden door leden van de organisatie valse profielen van vrouwen aangemaakt. Als een man in contact raakte met zo’n vals profiel, dan gaf de ‘vrouw’ aan dat zij graag via WhatsApp verder wilde communiceren en werd het gesprek voortgezet op WhatsApp. Ondertussen werd door de leden van de organisatie op social media (vaak Facebook) gezocht naar familie, vrienden en werkgevers van de man. Op het moment dat de man een naaktfoto had gestuurd, sloeg de toon van het gesprek om en kreeg hij een bericht, zoals het onderstaande bericht (of een bericht met een soortgelijke strekking) van de afdreiger(s) toegestuurd:
“Luister nu heel goed naar mij (naam slachtoffer) ik heb uitgebreid onderzoek naar je gedaan en ik weet nu precies wie je bent, wat je doet, waar je woont, werkt en wie al je dierbaren zijn! Als je niet wil dat ik deze SCHANDALIGE foto’s/video’s en app gesprekken doorstuur naar (namen partner etc) en al je familie, vrienden en collega’s kunnen we samen naar een oplossing zoeken. En durf me niet te negeren of blokkeren want ik weet je te vinden”.
Vervolgens moest de man één of meer geldbedragen overmaken. Deze bedragen werden op bankrekeningen van ‘katvangers’ gestort. De ‘katvangers’ werden ingeschakeld door ‘ronselaars’ en de ‘ronselaars’ werden op hun beurt weer aangestuurd om een ‘katvanger’ te regelen. De ‘ronselaars’ haalden vervolgens de ‘katvanger’ op om te pinnen of gebruikten diens bankpasje om het geldbedrag zo snel mogelijk van de bankrekening te halen.
Uit de verschillende zaaksdossiers blijkt een duidelijke stelselmatigheid en dus een meer dan incidenteel karakter, gelet op het grote aantal slachtoffers, waarbij telkens de voornoemde werkwijze werd toegepast. Voor de handelingen die gepaard gingen met de hierboven beschreven werkwijze, was een grote mate van samenwerking en coördinatie tussen meerdere personen met elk een eigen rol vereist. Uit het dossier (en de voornoemde werkwijze) blijkt dat de organisatie kort gezegd kan worden ingedeeld in drie lagen, die in het dossier de ‘kernleden’, de ‘ronselaars’ en de ‘katvangers’ worden genoemd. De ‘kernleden’ hadden een sturende rol. Ze pleegden de afdreigingen, stuurden ‘ronselaars’/‘katvangers’ aan en profiteerden het meest van de afdreigingen. Daaronder zat de laag die onder meer bestond uit de ‘ronselaars’, die na een afdreiging werden aangestuurd om een ‘katvanger’ te regelen, op wiens bankrekening het geld kon worden gestort en/of er voor te zorgen dat het geld cash werd opgenomen.
Dat sprake is van een samenwerking tussen twee of meer personen en niet van allemaal op zichzelf staande incidenten, blijkt uit het volgende.
[naam 3] , [naam 4] , [naam 1] en [verdachte] kunnen ieder, in verschillende rollen, aan meerdere van deze verschillende zaaksdossiers worden gerelateerd en die zaaksdossiers kunnen ook weer, gelet op onder meer de werkwijze en de betrokken personen, met elkaar in verband worden gebracht.
Uit het dossier blijkt dat [naam 3] in ieder geval samenwerkte met [naam 4] en [naam 1] , dat hij met hen een groep vormde en dat [naam 3] en [naam 1] samenwerkten met ‘ronselaars’/‘katvangers’. Dit blijkt onder meer uit de chatgesprekken in het dossier. Zo zegt [naam 3] in een chatgesprek: “Bro, [bijnaam 2] zit vast (..) alles is weg, al onze spullen”. En in een ander gesprek waarin hij een ‘ronselaar’ aanstuurt, zegt hij dat de ‘ronselaar’ met [bijnaam 2] moet ‘meeten’ en een foto naar [bijnaam 3] moet sturen. In de telefoon van [naam 1] zijn berichten aangetroffen van zijn Snapchataccount, waarin om bankpassen wordt gevraagd. In de chatgesprekken wordt daarnaast ook gesproken over een verdeling van de opbrengst, hetgeen ook duidt op een samenwerking.
Verder zijn relevant de verklaringen van diverse getuigen die in onderzoek Limpopo zijn gehoord. Zo heeft [naam 6] verklaard over de groep van ‘ [bijnaam 1] ’ en ‘ [bijnaam 3] ’, die bestaat uit ongeveer tien man, de harde kern uit vijf à acht mensen. De rest komt en gaat weer. Het zijn jongens uit Delft en bij hun staat geld op nummer 1. Daar doen ze alles voor.
[naam 7] (de ex-vriendin van [naam 4] , hierna: [naam 7] ) heeft verklaard hoe ‘ze’ te werk gaan. [naam 7] heeft kort en zakelijk weergegeven verklaard dat er een profiel op een sekssite wordt aangemaakt, dat vervolgens een chatsessie volgt en dat hierna mannen worden afgeperst. Deze werkwijze komt overeen met de hiervoor omschreven methode die naar voren komt in het dossier. [naam 7] heeft verklaard dat ‘ [bijnaam 8] ’ en zijn broer ‘ [bijnaam 9] ’ op die manier veel geld verdienen en dat de broers de oplichtingen plegen met een aantal jongens uit de wijk.
De rechtbank overweegt dat [naam 7] haar verhaal ongevraagd heeft verteld toen zij, in verband met een voorlopige ondertoezichtstelling, door de politie werd vervoerd naar Schakenbosch. Hoewel zij haar verklaring hierna heeft ingetrokken en ook weer (bij de rechter-commissaris) heeft bevestigd, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank haar verklaring niet onbetrouwbaar. De rechtbank acht haar verklaring namelijk gedetailleerd en concreet en de uitleg die [naam 7] heeft gegeven voor het intrekken van haar verklaring (namelijk dat zij dit heeft gedaan omdat zij bang voor was voor [naam 3] ) acht de rechtbank geloofwaardig. De verklaring vindt daarnaast steun in de overige bewijsmiddelen, zoals de verklaringen van katvangers en informatie die in de telefoons van [naam 3] , [naam 4] , en [naam 1] is aangetroffen (het standaardbericht dat is aangetroffen in de telefoon van [naam 4] en de berichten die zijn gestuurd met de telefoons van [naam 3] en [naam 1] , die betrekking hebben op het regelen van bankpassen).
Voorts zijn relevant verschillende verklaringen van verschillende personen van wie naar het oordeel van de rechtbank gebleken is dat die dienst deden als ‘katvangers’ en ‘ronselaars’.
‘Katvanger’ [naam 8] (hierna: [naam 8] ) heeft verklaard dat ‘ze’ een Snapchat sturen met de vraag wie er snel geld wil verdienen. Hierbij wordt het bedrag genoemd dat kan worden verdiend. Ze zoeken dan iemand die een bankrekening ter beschikking heeft om geld op te laten storten.
‘Katvanger’ [naam 9] heeft verklaard dat hij zijn bankpas moest afgeven aan ‘ [bijnaam 1] ’ of één van hun.
‘Katvangers’ [naam 10] (hierna: [naam 10] ) en [naam 11] hebben verklaard over geldbedragen die ongevraagd op hun bankrekening werden gestort en die ze af moesten dragen aan [naam 3] , [naam 4] en [naam 1] .
De periode waarin de organisatie actief is geweest, bestrijkt een periode van bijna twee jaar, van 1 december 2017 tot en met 1 oktober 2019. Dit vindt voor wat betreft het begin van de periode bevestiging in de verklaring van [naam 7] , voor zover inhoudende dat zij van [naam 4] had begrepen dat hij dit (de rechtbank begrijpt: de afpersingen) al vanaf zijn dertiende jaar doet. Voor de periode is verder onder meer relevant het onder 2 (later in dit vonnis) bewezen verklaarde witwassen van geld afkomstig van de afdreiging van [naam 5] in februari 2018, waarbij [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] en [verdachte] alle vier betrokken waren. Voor het einde van de periode is relevant dat [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] en [verdachte] op 1 oktober 2019 zijn aangehouden. Blijkens in de telefoon van [naam 4] aangetroffen chats zijn in de dagen hiervoor nog diverse chats gevoerd met mannen die werden afgedreigd.
Oogmerk
Dat de organisatie als oogmerk had het plegen van afdreigingen blijkt onder meer uit de veelheid aangetroffen berichten in de telefoons van [naam 3] en [naam 4] en de verklaring van [naam 7] .
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de criminele organisatie ook als oogmerk had witwassen. Meer specifiek gaat het dan om het witwassen van de geldbedragen die afkomstig waren van gepleegde afdreigingen. Het gemeenschappelijk einddoel van de criminele organisatie was immers het binnenhalen van geld, oftewel zelfverrijking. Daarvoor waren de afdreigingen het middel.
Deelneming
De deelneming moet voor iedere betrokkene op zichzelf worden beoordeeld.
[verdachte] heeft over een langere periode een relatief gering aantal witwashandelingen verricht. Hij heeft [naam 12] , [naam 13] en [naam 14] benaderd en heeft ervoor gezorgd dat geld afkomstig van afdreigingen op hun bankrekeningen kon worden gestort en ging hierna (met ze mee om te) pinnen. Afgezet tegen de ten laste gelegde periode waarbinnen het criminele samenwerkingsverband actief was, was de bijdrage van [verdachte] van geringere omvang. Uit het dossier blijkt daarnaast niet duidelijk of [verdachte] welbewust een (geringe) bijdrage leverde aan de activiteiten van de criminele organisatie. De vaststelling dat hij bewust de kans heeft aanvaard dat hij crimineel geld voorhanden had en de omstandigheden dat twee kernleden van de organisatie ( [naam 3] en [naam 4] ), als contacten staan vermeld in zijn telefoon en [naam 1] is gezien als zijn chauffeur, zijn daarvoor onvoldoende. De rechtbank is gelet op het vorengaande van oordeel dat het dossier onvoldoende concreet, direct bewijs bevat dat [verdachte] onderdeel was van het hiervoor omschreven crimineel samenwerkingsverband. De verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.