ECLI:NL:RBDHA:2024:19338

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
24.7865
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de overplaatsing van een Eritrese asielzoeker naar een opvangvoorziening voor meerderjarigen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 20 november 2024, wordt het beroep van een Eritrese asielzoeker beoordeeld. De eiser, die stelt dat hij minderjarig is, heeft in april 2023 een asielaanvraag ingediend en werd aanvankelijk geplaatst in een opvanglocatie voor minderjarigen. Echter, na onderzoek naar zijn geboortedatum, die in Italië geregistreerd staat als 2 februari 2004, heeft het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) besloten om eiser over te plaatsen naar een opvangvoorziening voor meerderjarigen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat hij inmiddels feitelijk is teruggeplaatst naar de minderjarigenopvang, waardoor hij geen procesbelang meer heeft bij de voortzetting van de procedure. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, maar veroordeelt het COa tot betaling van proceskosten aan eiser, omdat het COa feitelijk is teruggekomen op het bestreden besluit. De proceskosten worden vastgesteld op € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/7865

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2024 in de zaak tussen

[eiser], V-nummer [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. B.J. Riesebos),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (het COa), verweerder

(gemachtigde: mr. A. van Beurden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 11 april 2024 om eiser over te plaatsen naar een opvangvoorziening voor meerderjarigen (het bestreden besluit).
2. De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 in Breda op zitting behandeld, tegelijkertijd met de behandeling van het beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie onder zaaknummer NL24.25677. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam 1] van [stichting], [naam 2] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiser stelt van Eritrese nationaliteit te zijn. Op 25 april 2023 heeft hij een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft bij zijn aanvraag als geboortedatum [datum 1] 2008 opgegeven. Vanwege de gestelde minderjarigheid heeft het COa eiser in eerste instantie geplaatst in een opvanglocatie voor minderjarigen.
4. Bij het aanmeldgehoor is eiser meegedeeld dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd en dat er verder onderzoek naar de leeftijd zal plaatsvinden. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat eiser in Italië geregistreerd staat met geboortedatum [datum 2] 2004. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft eiser op 2 augustus 2023 bericht dat zijn geboortedatum ook in Nederland is aangepast naar [datum 2] 2004.
5. Op 31 mei 2024 is aan eiser een verblijfsvergunning asiel toegekend, geldig van 25 april 2023 tot 25 april 2028, en met daarin opgenomen de geboortedatum [datum 2] 2004. Eiser heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer NL24.25677.
6. Met een memo 16 februari 2024 heeft de minister het COa geïnformeerd over de gewijzigde registratie van de geboortedatum. Daarop heeft het COa met het bestreden besluit besloten om eiser over te plaatsen naar een opvangvoorziening voor meerderjarigen. Op 20 juni 2024 is eiser feitelijk overgeplaatst.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt de ontvankelijkheid van het beroep. Meer concreet ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke toetsing van het bestreden besluit, met andere woorden: of eiser nog procesbelang heeft. Als dat niet het geval is, dan moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
8. Eiser heeft op 2 mei 2024 beroep ingesteld en stelt zich op het standpunt dat het COa ten onrechte ervan uit is gegaan dat hij meerderjarig is. Hij stelt dat hij is geboren op [datum 1] 2008. Eiser vindt dat het COa niet zomaar klakkeloos mag afgaan op de informatie van de minister. Hij meent dat hem het voordeel van de twijfel toekomt. De rechtbank leidt uit het beroepschrift af dat eiser met zijn beroep wil bereiken dat hij weer wordt teruggeplaatst naar de minderjarigenopvang.
9. Op 27 september 2024 heeft eiser aanvullende informatie ingebracht, waaruit blijkt dat de gemeente Gilze en Rijen eiser heeft opgenomen in de BRP [1] met de door hem opgegeven geboortedatum [datum 1] 2008 en dat aan hem ook een BSN [2] is toegekend. Verder heeft hij een Eritrese doopakte overgelegd.
10. Het COa heeft de rechtbank vervolgens bericht dat eiser op basis van de geregistreerde gegevens in de BRP op 13 juli 2024 is teruggeplaatst naar de minderjarigenopvang in Oosterhout.
11. De rechtbank stelt vast dat eiser met de feitelijke terugplaatsing in de minderjarigenopvang heeft bereikt wat hij met zijn beroep wilde bereiken. De rechtbank heeft op zitting aan de orde gesteld welk belang eiser nog heeft bij voortzetting van de beroepsprocedure. Eiser heeft daarop toegelicht dat, zolang het COa het bestreden besluit niet intrekt, hij nog procesbelang heeft. Het COa heeft echter toegelicht dat het op 20 juni 2024 al feitelijk uitvoering heeft gegeven aan het bestreden besluit en dat het bestreden besluit in zoverre is uitgewerkt. Het COa heeft daarbij ook aangegeven dat, mocht er in de toekomst opnieuw aanleiding zijn om tot overplaatsing over te gaan, er opnieuw een overplaatsingsbesluit zal worden genomen.
12. De rechtbank is van oordeel dat het procesbelang van eiser met de feitelijke terugplaatsing in de minderjarigenopvang is komen te vervallen. Met de feitelijke terugplaatsing heeft eiser bereikt wat hij met zijn beroep wilde bereiken. Tegen een eventueel nog nieuw te nemen overplaatsingsbesluit kan eiser weer beroep instellen.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Verweerder moet wel de door eiser gemaakte proceskosten vergoeden. Dit omdat het COa met de terugplaatsing van eiser in de minderjarigenopvang feitelijk is teruggekomen op het bestreden besluit, en deze feitelijke terugplaatsing is gebaseerd op een inschrijving van eiser in de BRP op 9 juli 2024, nadat eiser beroep heeft ingesteld. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 20 november 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Basisregistratie Personen.
2.Burgerservicenummer.