ECLI:NL:RBDHA:2024:19354

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
NL24.36342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 1 april 2024 een asielaanvraag ingediend, maar verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. Dit besluit is genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij verweerder op 14 mei 2024 de Kroatische autoriteiten heeft verzocht om eiser terug te nemen, wat op 27 mei 2024 door Kroatië is geaccepteerd.

Eiser heeft aangevoerd dat hij verstoken is gebleven van juridische bijstand, wat hem niet kan worden toegerekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Raad voor Rechtsbijstand op 23 mei 2024 een gemachtigde aan eiser heeft toegewezen, maar dat de brief met de contactgegevens hem nooit heeft bereikt. Eiser was op dat moment geregistreerd in AZC [plaats 1] en was niet MOB-gemeld. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen toegang had tot rechtsbijstand en dat het aan hem en zijn gemachtigde was om actie te ondernemen.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.36342

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 13 september 2024 niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2024 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
1. Eiser heeft op 1 april 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 29 september 2023 illegaal via Kroatië het grondgebied van de lidstaten is ingereisd en daar op dezelfde dag een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft daarom op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening [1] de Kroatische autoriteiten op 14 mei 2024 verzocht om eiser terug te nemen. De Kroatische autoriteiten hebben dit verzoek op 27 mei 2024 geaccepteerd op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening. Om deze reden heeft verweerder bij het bestreden besluit besloten dat de asielaanvraag die eiser in Nederland heeft ingediend niet in behandeling wordt genomen omdat Kroatië hiervoor verantwoordelijk is.
Beroepsgronden
2. Eiser heeft aangevoerd dat hij zich niet kan verenigen met het bestreden besluit, omdat hij verstoken is gebleven van juridische bijstand zonder dat dit aan hem kan worden toegerekend. De RvR [2] heeft op 23 mei 2024 gemachtigde aan hem toegewezen. Op dezelfde dag is een brief gestuurd met de contactgegevens van gemachtigde, maar die brief heeft hem nooit bereikt in AZC [plaats 1]. Op 27 mei 2024 heeft de RvR aan gemachtigde laten weten dat eiser was verhuisd naar AZC [plaats 2].
Op 29 mei 2024 hebben de RvR en gemachtigde eiser uitgenodigd voor een afspraak. De brieven zijn verzonden naar AZC [plaats 2]. Eiser heeft zijn transfer naar AZC [plaats 2] echter gemist omdat hij een paar dagen op bezoek was bij een vriend, waardoor hij de brieven niet heeft ontvangen. Eiser is vervolgens naar [plaats 3] gestuurd door AZC [plaats 1].
Na ontvangst van het bestreden besluit heeft eisers gemachtigde op 13 september 2024 contact opgenomen met de RvR om te vragen of eiser nog in AZC [plaats 2] verbleef. Toen is bekend geworden dat eiser inmiddels in AZC [plaats 4] verbleef en heeft gemachtigde het bestreden besluit naar eiser verzonden. Eiser was zeer verbaasd, omdat hij nooit contact met een advocaat heeft gehad voordat het bestreden besluit werd genomen. Vluchtelingenwerk verzekerde hem ervan dat hij tijdig een advocaat toegewezen zou krijgen, hij wachtte dit af.
Onder deze omstandigheden kan het hem niet worden toegerekend dat hij nooit contact heeft kunnen hebben met zijn gemachtigde. Hierdoor heeft hij zich niet kunnen verweren tegen wat verweerder in het bestreden besluit tegenwerpt.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank stelt vast dat de RvR in een brief van 23 mei 2024 aan eiser heeft laten weten dat gemachtigde aan zijn zaak is gekoppeld als advocaat. Deze brief is verzonden aan AZC [plaats 1], waar eiser op dat moment geregistreerd stond. Eiser was toen niet MOB [3] gemeld, van de gestelde geplande overdracht naar AZC [plaats 2] was nog geen sprake, en de brief is niet retour gestuurd. Het had eiser daarmee bekend kunnen zijn dat hij toegang had tot rechtsbijstand.
4. Op 27 mei 2024 heeft verweerder het voornemen tot het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser verzonden aan de gemachtigde van eiser. Hierop is niet gereageerd met een zienswijze. Uit de stukken blijkt dat de gemachtigde van eiser op 29 mei 2024 een brief heeft gestuurd aan AZC [plaats 2] om eiser uit te nodigen voor een gesprek op 7 juni 2024 in AZC [plaats 1]. Vast staat dat eiser niet is verschenen op die afspraak. Hierop is door de gemachtigde van eiser geen actie ondernomen. Er is geen navraag gedaan naar de afwezigheid van eiser, bijvoorbeeld door te informeren naar een mogelijk MOB-melding. Gebleken is immers dat eiser op 29 mei 2024 door AZC [plaats 1] MOB is gemeld. Ook heeft gemachtigde niet verzocht om verlenging van de termijn voor het indienen van een zienswijze op het voornemen. Pas vier maanden later, op 13 september 2024, heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Gesteld noch gebleken is dat er in de tussentijd door of zijn gemachtigde actie is ondernomen.
5. Onder de hierboven vermelde omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet gesteld worden dat het verweerder is toe te rekenen dat eiser verstoken is gebleven van juridische bijstand. De toegang tot rechtsbijstand was er en het was aan eiser en zijn gemachtigde om stappen te ondernemen om hier uitvoering aan te kunnen geven. Voor zover eiser met zijn beroepsgrond heeft willen betogen dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, treft dit betoog geen doel omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich voorafgaande aan het bestreden besluit niet heeft kunnen voorzien van rechtsbijstand.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 november 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 604/2013.
2.Raad voor Rechtsbijstand.
3.Met onbekende bestemming.