ECLI:NL:RBDHA:2024:19407

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
NL23.28640
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op visumaanvraag en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft verzoeker op 8 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een visum voor kort verblijf. De minister van Asiel en Migratie heeft op 22 november 2023 het bezwaar van verzoeker kennelijk ongegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank constateert dat verzoeker geen griffierecht heeft betaald, ondanks dat hij op 30 september 2023 in de gelegenheid is gesteld dit binnen vier weken te doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mededeling om het griffierecht te betalen niet per aangetekende post is verzonden, wat betekent dat verzoeker niet in zijn procesrecht is benadeeld. De rechtbank heeft vervolgens de regels omtrent proceskostenvergoeding toegepast, zoals vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Aangezien de verweerder niet tijdig op het bezwaar heeft beslist en later alsnog een besluit heeft genomen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder gedeeltelijk aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen. Het verzoek om proceskostenvergoeding is dan ook als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor ‘licht’ omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder is veroordeeld tot betaling van deze kosten, maar hoeft geen griffierecht te vergoeden aan verzoeker, aangezien deze geen griffierecht heeft betaald.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28640

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [V-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. D. Schaap),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 8 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een visum voor kort verblijf.
Bij besluit van 22 november 2023 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker kennelijk ongegrond verklaard.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank stelt vast dat verzoeker geen griffierecht heeft betaald. Bij brief van 30 september 2023 is verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht binnen vier weken te betalen. Het griffierecht is binnen die termijn niet ontvangen. Uit het procesreglement bestuursrecht volgt dat de rechtbank vervolgens de mededeling om het griffierecht binnen vier weken per aangetekende post dient te verzenden. Dat is in deze zaak niet gebeurd.
Gelet hierop ziet de rechtbank in dit geval geen aanleiding om het verzoek af te wijzen om de reden dat verzoeker geen griffierecht heeft betaald.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op het bezwaar van verzoeker heeft besloten en hangende het beroep tegen het niet tijdig beslissen alsnog een besluit heeft genomen, is verweerder gedeeltelijk aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Omdat verzoeker geen griffierecht heeft betaald, hoeft verweerder geen griffierecht aan hem te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 20 november 2024 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.