ECLI:NL:RBDHA:2024:19410

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
NL24.40250
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft de aanvraag op 14 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser, geboren in 1981 en van Soedanese nationaliteit, heeft op 28 februari 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. De minister heeft vastgesteld dat Spanje op 9 februari 2023 een Schengenvisum aan eiser heeft verleend, wat betekent dat Spanje verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Eiser heeft aangevoerd dat de detentie- en leefomstandigheden in Spanje in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Spanje.

De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat de AIDA-rapporten geen wezenlijk ander beeld schetsen van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten. Eiser heeft eerder een asielaanvraag ingediend die ook buiten behandeling is gelaten vanwege de verantwoordelijkheid van Spanje. De rechtbank concludeert dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een overdracht aan Spanje zouden belemmeren. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40250

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 14 oktober 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje daarvoor verantwoordelijk is.
2. De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiser is geboren op [datum] 1981 en heeft de Soedanese nationaliteit. Op 28 februari 2024 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
4. De rechtbank beoordeelt of de minister de asielaanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de beroepsgronden.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
6. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
7. De minister heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Uit EU-VIS is de minister namelijk gebleken dat Spanje op 9 februari 2023 een (Schengen)visum aan eiser heeft verleend, geldig van 30 maart 2023 tot 27 juni 2023. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 28 februari 2024 in Nederland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Nederland heeft bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek. Daarbij vertrouwt de minister erop dat Spanje zijn internationale verdragsverplichtingen voor de behandeling van de asielaanvraag nakomt. Dat wordt ook wel het interstatelijk vertrouwensbeginsel genoemd.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
8. Niet in geschil is dat Spanje in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hij voert aan dat in Spanje de detentie- en leefomstandigheden waaraan hij zal worden blootgesteld en de kwaliteit van de asielprocedure in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM [2] en artikel 4 van het Handvest [3] . Hij baseert dat op het AIDA-rapport van april 2023 [4] en op eigen ervaringen.
9. Uitgangspunt is dat de minister op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Bij deze beoordeling is ook het arrest Jawo [5] van belang. Als blijkt dat er sprake is van structurele tekortkomingen, dan moeten die tekortkomingen een bijzonder hoge drempel bereiken om onder het bereik van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest te vallen.
10. Eiser heeft in Nederland eerder een asielaanvraag ingediend op 15 juni 2023. Ook die aanvraag is buiten behandeling gelaten vanwege de verantwoordelijkheid van Spanje. Het beroep tegen dat besluit [6] is door deze rechtbank en zittingsplaats met de uitspraak van 11 januari 2024 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in die uitspraak geoordeeld dat eiser er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. In die beroepsprocedure is het hiervoor vermelde AIDA-rapport ook aan de orde geweest. De uitspraak van 11 januari 2024 is in hoger beroep door de Afdeling met de uitspraak van 30 januari 2024 [7] bevestigd. Op 31 januari 2024 is eiser overgedragen aan de Spaanse autoriteiten.
11. De Afdeling heeft bij uitspraak van 24 juni 2024 [8] geoordeeld dat de meest actuele update van het AIDA-rapport (2023 update) geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten. De Afdeling overweegt dat het daarin geschetste beeld van de druk op opvanglocaties in Spanje in eerdere uitspraken zijn betrokken. De rechtbank leidt daaruit af dat de AIDA-rapporten van de afgelopen jaren steeds eenzelfde beeld schetsen van de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje voor Dublinclaimanten. De rechtbank ziet in het beroep van eiser op het AIDA-rapport dan ook geen aanleiding om te oordelen dat er in Spanje sprake is van structurele tekortkomingen in de opvang en ook niet dat eiser als Dublinclaimant geen recht zal hebben op opvang in Spanje.
12. De verklaringen van eiser over zijn eigen ervaringen in Spanje leiden er ook niet toe dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser stelt dat hij na de overdracht geen toegang kreeg tot de opvang en dat hem werd geweigerd een aanvraag in te dienen. Hij had van de Nederlandse autoriteiten een adres gekregen waar hij naar toe zou worden begeleid, maar heeft zelf een metrokaartje moeten kopen. Eiser stelt ook dat hij heeft gepoogd te klagen bij de Spaanse politie, maar dat hij ook daar werd geweigerd. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn stellingen foto’s, waaronder een foto van het metrokaartje, overgelegd. De minister heeft in het bestreden besluit toegelicht dat hij onderzoek heeft verricht bij de Spaanse autoriteiten op grond van artikel 34 van de Dublinverordening naar wat er is gebeurd bij de overdracht. De minister heeft toegelicht dat de door eiser geschetste omstandigheden overeenkomen met de in Spanje op dat moment gebruikelijke gang van zaken. De minister neemt aan dat eiser niet is geweigerd om een aanvraag in te dienen, maar dat de Spaanse autoriteiten eiser hebben willen uitleggen dat hij de asielaanvraag niet op het vliegveld kon indienen maar op het adres dat eiser heeft gekregen. Dat eiser op dat adres zijn asielaanvraag moest doen en daarvoor ook zelf een metrokaartje moest kopen, is volgens de minister een keuze van de Spaanse autoriteiten, maar maakt niet dat er sprake is van een tekortkoming in de procedure of opvangvoorzieningen. De rechtbank volgt de minister daarin.
13. Eiser heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Spanje als bedoeld in het Jawo-arrest. Als eiser toch problemen ervaart bij zijn overdracht of tijdens zijn asielprocedure, is het aan hem hierover bij de (hogere) Spaanse autoriteiten te klagen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem onmogelijk is of dat dit bij voorbaat zinloos is. De niet onderbouwde stelling van eiser, dat de Spaanse politie heeft geweigerd hem te helpen, is daarvoor niet voldoende.
Artikel 17 van de Dublinverordening
14. Tot slot ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die maken dat overdracht van onevenredige hardheid zou getuigen als bedoeld in artikel 17 van de Dublinverordening. De minister heeft in dat kader een ruime beoordelingsmarge. Uit de uitspraak van de Afdeling van 14 augustus 2014 [9] volgt dat de problemen die eiser in Spanje stelt te hebben ondervonden niet in die beoordeling kunnen worden betrokken. Andere bijzondere individuele omstandigheden heeft eiser niet aangevoerd.
15. De minister heeft in redelijkheid kunnen beslissen dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Spanje. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond.
17. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 november 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.AIDA Country Report Spain, 2022 update.
5.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
6.Zaaknummer NL23.35639.
7.Zaaknummer 202400400/1/V2.