In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) behandeld. Eiseres had op 12 december 2023 een aanvraag ingediend om als familie- of gezinslid bij haar referent te verblijven. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, waarop partijen hebben ingestemd en het onderzoek is gesloten zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiseres. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld aan een besluit. De minister had 90 dagen de tijd om te beslissen, maar deze termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Eiseres heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en legt de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag van de ingebrekestelling. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,50.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars en openbaar gemaakt op 25 november 2024. De rechtbank draagt de minister op om binnen twaalf weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.