ECLI:NL:RBDHA:2024:1966
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is ingediend op 13 maart 2023, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen, dus uiterlijk op 11 september 2023, een besluit moeten nemen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 14 september 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 27 oktober 2023 is ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank legt de staatssecretaris op om binnen acht weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris ook in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50, en bepaalt dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.